
Er gaat bijna geen kerst voorbij of er verschijnt wel een vertaling of bewerking van de kerstvertelling der kerstvertellingen, A Christmas Carol van Charles Dickens. Dat is dit jaar niet anders: Diederik van Vleuten, Nederlands theatermaker, schrijver, musicus en cabaretier, vertaalde en bewerkte de klassieker uit 1843 voor uitgeverij Hoogland & Van Klaveren, dat zijn ‘hertelling’ uitgaf als Het kerstavontuur van Ebenezer Scrooge.
Van Vleuten vertelt in achttien ultrakorte hoofdtukken van telkens één pagina het verhaal van een van de meest onuitstaanbare personages uit de wereldliteratuur, Ebenezer Scrooge, en zijn wonderlijke ommekeer.
Het verhaal is bekend: de norse en harteloze vrek Scrooge houdt niet van gezelligheid, en aan Kerstmis heeft hij al helemaal een bloedhekel. Een vriendelijk woord of gebaar moet je van hem niet verwachten, mededogen en gulheid zijn niet aan hem besteed.
‘Een nare kerel was het, die Scrooge, met zijn scherpe kin, zijn spitse neus, een enorme bakkebaarden en zijn hoge hoed. Met zijn zure gezicht, waar nooit een lachje vanaf kon. Iedereen ontliep hem. Kinderen doken al weg als hij eraan kwam. Zijn uitstraling was zo koud, dat klanten die hartje zomer op zijn kantoor kwamen een trui aantrokken. Niemand vond hem aardig. Niemand die ooit zou zeggen: Scrooge is binnen, het feest kan beginnen.’

Wanneer hij op kerstavond bezoek krijgt van de geest van zijn oude zakenpartner, Jacob Marley, waarschuwt die hem voor het lot dat hem te wachten staat als hij zijn leven niet verandert. Zoals aangekondigd door Marley, wordt Scrooge die nacht bezocht door drie geesten: de Geest van het Verleden (hier: de geest van Voorbije Kerstmissen), de Geest van het Heden (de geest van Heden Kerstmis) en de Geest van de Toekomst. Een voor een nemen ze hem op sleeptouw, naar scènes uit verleden, heden en toekomst.
Scrooge ziet zijn jongere zelf terug, de jongen die hij was voor hij in de greep kwam van geld en rijkdom en ziet hoe liefdevolle families, hoe arm ook, het gezellig maken met kerst. Geconfronteerd met het armoedige gezin van zijn maar liefdevolle huishouden van zijn assistent Bob Cratchit, die van hem een hongerloontje betaald krijgt, en zijn ernstig zieke zoon, Tiny Tim, voelt Scrooge zelfs iets van medelijden opborrelen. De Geest van de Toekomst toont hem ten slotte de eenzame dood die hem te wachten staat als hij op de ingeslagen weg doorgaat.
De gebeurtenissen tijdens de kerstnacht brengen Scrooge tot inkeer. Hij ontwaakt op kerstochtend met het gevoel dat hij dringend zijn leven wil beteren, en zo verandert de eenzame vrek in een warme, gulle en behulpzame man. De verbitterde misantroop is een milde weldoener geworden.
Moralistisch? Zeker. In de allegorie die A Christmas Carol is, staat Scrooge voor alles wat tegengesteld is aan de waarden die we meestal associëren met Kerstmis: hij is gierig, egoïstisch en heeft een compleet gebrek aan mededogen. De donkere dagen rond Kerstmis zijn de perfecte setting voor een verhaal dat aantoont dat de hoop nooit verloren is, dat zelfs de meest verstokte zondaar tot inkeer kan komen en dat goedheid en vriendelijkheid uiteindelijk zegevieren.

In zijn eigentijdse bewerking schuwt Diederik van Vleuten Dickens’ moralisme niet. Zo blijft hij trouw aan de geest van het verhaal. Dat Van Vleuten dicht bij het oorspronkelijke verhaal blijft, blijkt trouwens al meteen uit de inleiding en het eerste hoofdstuk. De auteur neemt je meteen mee in het verhaal. Dat doet hij, net als Charles Dickens, door met de deur in huis te vallen. Bij Dickens gaat dat zo:
‘There is no doubt that Marley was dead. This must be distinctly understood, or nothing wonderful can come of the story I am going to relate. If we were not perfectly convinced that Hamlet’s father died before the play began, there would be nothing more remarkable in his taking a stroll at night, in an easterly wind, upon his own ramparts, than there would be in any other middle-aged gentleman rashly turning out after dark in a breezy spot – say St. Paul’s Churchyard, for intance – literally to astonish his son’s weak mind.’
Van Vleuten begint op zeer vergelijkbare wijze: ‘Marley was dood. Dat om te beginnen. Daarover bestaat geen enkele twijfel.’ Anders dan Dickens voegt hij daar nog een commentaar van de verteller aan toe, om het verhaal in zijn historische context te plaatsen, en om uit te leggen wat het effect van zo’n beginregel op de lezer is:
‘Zo begint dit kerstverhaal al meer dan 180 jaar, met iemand die in de allereerste zin van het allereerste hoofdstuk meteen al dood is. Dan wil je natuurlijk weten hoe het verder gaat.’
De openingsscène van Hamlet, die geen belletje zal doen rinkelen bij heel jonge twintigste-eeuwse lezers, laat hij weg, maar even verderop komt hij terug op Dickens’ ‘or nothing wonderful can come of the story I am going to relate’:
‘Is het zo belangrijk te weten dat Marley dus zo dood was als een deurnagel? Dat mag je rustig zeggen. Als Marley nog geleefd had dan was dit verhaal er nooit geweest. En dus ook niet die ene wonderlijke kerst die Ebenezer Scrooge zich zou blijven herinneren tot aan zijn eigen dood.’
Dit voorbeeld is exemplarisch voor de werkwijze van Van Vleuten, die het oorspronkelijke verhaal knap naar zijn hand zet. Hij laat daarbij bepaalde elementen weg. Zo zijn de ‘Children of Ignorance and Want’, de twee uitgemergelde, angstaanjagende kinderen die onder de mantel van de Geest van het Heden schuilen en die te lezen zijn als metaforen voor de door Dickens bekritiseerde maatschappelijke onrechtvaardigheid in zijn tijd, uit het verhaal verdwenen. Evengoed voegt Van Vleuten hier en daar iets toe. Helemaal op het eind verklaart hij bijvoorbeeld hoe en waarom Ebenezer Scrooge zo’n nare vrek geworden is, iets wat bij Dickens nooit geëxpliciteerd wordt. Van Vleuten maakt wijze keuzes, die resulteren in een respectvolle en getrouwe bewerking van het origineel. Dat hij daarin slaagt in een sterk ingekorte versie – 18 hoofdstukken van telkens één pagina – maakt zijn verdienste nog groter.

Die knappe bewerking geldt overigens niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de taal, de stijl, de structuur. Van Vleutens Nederlands klinkt soberder dan Dickens’ barokke, negentiende-eeuwse Engels, maar tegelijk bewaart hij de zo kenmerkende citaten uit het origineel. Scrooges legendarische uitspraak over Kerstmis blijft bijvoorbeeld behouden – alleen de typisch Engelse [Christmas] pudding wordt vervangen door een kerststol:
‘Wat is er gezellig aan kerst? Het liefst zou ik iedere idioot die Vrolijk kerstfeest roept met zijn eigen kerststol en al de oven in smijten om hem daarna te begraven met een hulsttak door zijn hart.’
Een andere mooie toevoeging is hoe Van Vleutelen het verhaal laat beginnen met ‘een gordijn van vlokken’ dat over de stad neerdaalt, en het met ‘een zacht gordijn van sneeuw’ laat eindigen, waardoor het verhaal op meer dan één manier mooi afgerond wordt.
Charlotte Dematons maakte de betoverend mooie cover. Tegen een nachtblauwe hemel dwarrelen talloze sneeuwvlokken neer op de besneeuwde huizen, waarvan de verlichte ramen voor een warme oranje gloed zorgen. Een klassiek winters tafereel dat een en al gezelligheid oproept. Een eenzame figuur, met hoge hoed, witte bakkebaarden en wandelstok, meteen herkenbaar als Scrooge, haast zich door de straat.

De achttien hoofdstukken zijn dan weer elk voorzien van een paginagrote prent van een andere illustrator, en illustratoren die naast Dematons een bijdrage leverden, zijn niet van de minsten: van Martijn van der Linden tot Carll Cneut, van Annemarie van Haeringen tot Marije Tolman. Allen geven ze een geheel eigen interpretatie, sfeer en invulling aan het bekende verhaal. Het levert een verscheidenheid aan prenten op, die niet meteen voor eenheid zorgt doorheen het boek, maar wel een mooie staalkaart biedt van Nederlands illustratietalent – met als extra kers op de taart, bij het allerlaatste hoofdstuk, een prachtige illustratie in warme rode tinten van Vlaams supertalent Carll Cneut.
Het kerstavontuur van Ebenezer Scrooge is een prachtig uitgegeven en sfeervol prentenboek, waarin Diederik Van Vleuten de beroemde kerstvertelling van Charles Dickens mooi en met veel respect voor het origineel bewerkt heeft tot een vlot en toegankelijk verhaal voor lezers van nu.
Charles Dickens: Het kerstavontuur van Ebenezer Scrooge. Charles Dickens’ A Christmas Carol vertaald en bewerkt door Diederik van Vleuten, Hoogland Van Klaveren, 2024.
Vertaald en bewerkt door Diederik van Vleuten.
Met illustraties van Alice Hoogstad, Annemarie van Haeringen, Annette Fienieg, Carll Cneut, Charlotte Dematons, Daan Remmerts de Vries, Dieter Schubert, Fleur van der Weel, Georgien Overwater, Hanneke Siemensma, Harmen van Straaten, Ingrid Schubert, Jeska Verstegen, Ludwig Volbeda, Marieke Nelissen, Marije Tolman, Martijn van der Linden, Mies van Hout en Sylvia Weve.
ISBN 9789089674432.

Eén verhaal laten illustreren door meerdere illustratoren, het is een concept dat uitgeverij Hoogland & Van Klaveren sinds 2010 al meermaals met succes toepaste. Lees hier bijvoorbeeld meer over ‘Avonturen van Odysseus’ van Daan Remmerts de Vries, met illustraties van 18 Nederlandse topillustratoren.