Lezen in digitale tijden

Lezen in digitale tijden

‘Ik werk aan een artikel over lezen in digitale tijden ‘, vertel ik vrienden. De reactie is voorspelbaar: boek of e-book, papier of scherm, e-reader of iPad? Zonder uitzondering gaat het gesprek meteen de kant op van ‘de toekomst van het boek ‘.

Ook binnen de boekenwereld is dit stilaan een geliefkoosd thema geworden. En bijna altijd gaat het over het medium, een kwestie die velen blijkt bezig te houden, en waarbij het papieren boek en het e-book in een soort tegenstelling – om niet te zeggen: strijd – tegenover elkaar geplaatst worden. Zal het elektronische boek het papieren boek verdringen? Of het gaat over de vraag of een e-book iets toevoegt aan een papieren boek, een vraag die lijkt te impliceren dat de digitale versie vooral bestaansrecht heeft als hij een toegevoegde waarde biedt.

Hoe boeiend deze discussies bij momenten ook zijn, papier of scherm is mijns inziens niet de vraag waarmee we ons moeten bezighouden. Hoe verknocht ik ook ben aan het papieren boek als object, hoe ik de exemplaren in mijn boekenkast ook koester, de strijd tussen papier en scherm is een zinloze strijd. Het is een illusie te denken dat de digitale ontwikkelingen nog kunnen worden stopgezet, laat staan teruggeschroefd. Oneindig veel boeiender vind ik de vraag: hoe zit het met het lezen zelf in deze digitale tijden?

 

Onrust

Met de komst van het internet, en alle daaropvolgende ontwikkelingen, is een revolutie ingezet die qua impact niet moet onderdoen voor de revolutie die in de vijftiende eeuw ontketend werd door de uitvinding van Johannes Gutenberg.

Ik vind het internet fantastisch. Alleen al op professioneel vlak is het een godsgeschenk: via toetsenbord en scherm heb ik onmiddellijke toegang tot een gigantisch reservoir aan kennis. Dankzij krachtige zoekmachines is informatie slechts enkele klikken verwijderd. Collega’s, medewerkers, auteurs zijn via e-mail en socialenetwerksites al even dichtbij. Via diezelfde kanalen houd ik contact met vrienden en kennissen. Ik koop prachtige buitenlandse boeken bij Amazon, zie op YouTube Jacques Brel zingen, zoek tussendoor inspiratie voor het ridderverjaardagsfeest van mijn zoon en discussieer op een blog over het nieuwste boek van Martha Heesen.

Ik vind het internet zo boeiend dat het aan me trekt. Altijd en overal, zelfs wanneer ik niet op het internet zit. Terwijl ik in de keuken het eten klaarmaak, herinnert een ping vanuit de woonkamerme aan binnenkomende mails, en zelfs als ik mijn computer heb uitgezet, overvalt me soms een rusteloze drang om ‘nog even‘ mijn mailbox of mijn Facebook te checken.

David L. Ulin, recensent bij de Los Angeles Times, schrijft in The Lost Art of Reading: ‘Ergens in de afgelopen jaren (…) merkte ik dat ik het lastig vond om te gaan zitten en te lezen. Dat is een probleem van formaat als je, zoals ik doe, leest om de kost te verdienen, maar het is een nog groter probleem als lezen je manier van leven is geworden.’ Hij heeft het over ‘het moment dat ik me, in een flat vol boeken, ervan bewust werd dat ik in mezelf niet langer de rust kon vinden die noodzakelijk is om te lezen’.


Opdringerig geroezemoes

Auteur Nicholas Carr vertelt in Het ondiepe. Hoe onze hersenen omgaan met het internet hoe hij iets soortgelijks opmerkte: ‘Ik denk niet meer op de manier waarop ik vroeger dacht. Ik merk dat het sterkst als ik aan het lezen ben. Vroeger kon ik me altijd moeiteloos verdiepen in een boek of een lang artikel. Ik raakte geboeid door de verhaallijn of argumentatie en vermaakte mij urenlang met flinke lappen proza. Tegenwoordig is dat nog maar zelden het geval. Nu laat mijn concentratie na een bladzijde of twee te wensen over. Ik word ongedurig en ga op zoek naar een andere bezigheid. Het voelt alsof ik mijn afdwalende hersenen de hele tijd terug moet slepen naar de tekst. Het diepe, geconcentreerde lezen dat altijd vanzelf ging, is een gevecht geworden.’

Het is weliswaar mogelijk om diep na te denken terwijl je op het net surft, maar dat is niet het soort denken dat de technologie stimuleert en beloont.

Zo ver is het bij mij nog niet gekomen, maar toch herken ik de zorgen van Ulin en Carr. Een van de kernwoorden is afleiding. Eén klik van ons verwijderd wacht de hele wereld. Een wereld vol informatie en amusement. Het internet is één grote  ‘kakofonie van prikkels’, zoals Nicholas Carr het uitdrukt. Al die prikkels schreeuwen om onze aandacht, en ze doen dat op zo’n aantrekkelijke of zelfs dwingende manier dat we er maar moeilijk aan kunnen weerstaan. En dus klikken we van de ene prikkel naar de andere. Want elke nieuwe prikkel lijkt weer aantrekkelijker, boeiender, dringender dan datgene waar we op dat moment mee bezig zijn. 

We onderbreken onze activiteiten constant om nieuwe e-mails, sms’jes en nieuwsflashes te lezen of om op sociale netwerksites berichten van vrienden of collega’s te checken. En dat doen we helemaal vrijwillig.  ‘Wij willen gestoord worden, omdat elke onderbreking ons waardevolle informatie brengt,‘ beweert Carr. Dat denken we tenminste, want vaak is dat niet eens zo: ‘We hunkeren naar het nieuwe, ook al weten we dat het nieuwe vaker triviaal is dan essentieel‘, legt psycholoog Christopher Chabris uit. Een van de drijfveren is het, tegen beter weten in, proberen beheersen van de eindeloze stroom informatie waarmee het internet ons voortdurend overspoelt. De nieuwsstroom, die vroeger gereguleerd werd door het verschijningsritme van de kranten en de uitzendtijden van radio- en televisiejournaals, wordt tegenwoordig 24 uur op 24 op ons losgelaten. David Ulin schrijft : ‘Dit is de essentie van mijn afleiding: de wereld is voortdurend te dichtbij. Ik kan mijn mail checken in een mum van tijd, en twintig, dertig keer per dag doe ik dat ook. Wat zoek ik? Iets, alles, een manier om de controle te bewaren over de informatie…‘ Hij worstelt ‘met de opdringerigheid van het geroezemoes, het gevoel dat er daarbuiten iets is wat mijn aandacht verdient’. Dat gevoel beperkt zich niet tot nieuwsgerelateerde onderwerpen. Denk maar aan de opgang van sociale netwerksites. Onlangs nog meldde de krant De Morgen dat een onderzoek uitwees dat 79% van alle Facebookgebruikers geen dag zonder het checken van de netwerksite kan.


Hongerige hersenen

De grote afleidende kracht van het internet schuilt o.m. in het samengaan van twee van zijn eigenschappen: de aanwezigheid van links en multimedia. Links zijn als het ware uitnodigingen om van de ene tekst naar de andere te springen, in plaats van langere tijd stil te blijven staan bij één tekst. Het multimediale karakter van het internet –  voor het eerst worden verschillende soorten informatie, die vroeger door verschillende media werden verspreid (tekst, geluid, foto’s, bewegende beelden), samen gepresenteerd – maakt de aantrekkingskracht van de prikkels nog groter.

Al die soorten informatie worden in steeds kleinere stukjes gepresenteerd. Op sites als YouTube zijn stukjes uit tv-programma’s en films te zien, fragmenten uit radioprogramma’s of uit cd’s of concerten kun je beluisteren als podcast of stream, losse bladzijden uit boeken zijn te lezen via Google Book Search en Amazon.com. Die fragmentering van de inhoud is niet alleen te wijten aan de doorzoekbaarheid die, sinds de komst van Google, eigen is aan het medium, beweert econoom Tyler Cowen: ‘Als je makkelijk toegang tot informatie hebt, dan ben je geneigd om te kiezen voor het korte, het lekkere, en het samengeraapte.’

‘Multimedialiteit, fragmentatie, links die je van de ene pagina naar de ander laten springen maken van het net van nature een systeem dat onderbreekt, een apparaat dat toegespitst is op het verdelen van aandacht‘, concludeert Nicholas Carr.

Maar laat die permanente staat van afleiding die zo kenmerkend is voor ons online leven, nou ook het tegenovergestelde zijn van ons klassieke lezen. David Ulin legt de vinger op de zere plek: ‘Om te lezen hebben we een soort van stilte nodig, de mogelijkheid om het rumoer weg te filteren. Dat lijkt steeds moeilijker in onze door en door genetwerkte samenleving, waar elk gerucht, elk geroezemoes meteen geblogd en getweet wordt, en we niet verlangen naar contemplatie, maar naar een vreemd soort afleiding, afleiding onder het mom van op de hoogte te zijn. In zo’n landschap kan kennis niet anders dan ten prooi vallen aan de illusie, al is het dan een zeer aanlokkelijke illusie, die ons de belofte voorhoudt dat snelheid ons naar verlichting kan leiden, dat het belangrijker is om te reageren dan diep na te denken, dat aan elke fractie tijd iets moet worden toegevoegd. Dat is mijn leesprobleem in een notendop, want boeken dringen erop aan dat we net de omgekeerde houding aannemen, dat we ons onderdompelen, dat we vertragen.‘

Om te lezen hebben we een soort van stilte nodig, de mogelijkheid om het rumoer weg te filteren. Dat lijkt steeds moeilijker in onze door en door genetwerkte samenleving, waar elk gerucht, elk geroezemoes meteen geblogd en getweet wordt, en we niet verlangen naar contemplatie, maar naar een vreemd soort afleiding, afleiding onder het mom van op de hoogte te zijn.

Nicholas Carr formuleert het nog pregnanter: ‘Het leek alsof mijn hersenen anders werkten. Ik begon me zorgen te maken over het feit dat ik me niet langer dan een paar minuten op iets kon concentreren. (…) Mijn hersenen (…) waren hongerig. Ze wilden gevoed worden op de manier waarop het net hen voedde. En hoe meer ze te eten kregen, hoe hongeriger ze werden. Zelfs als ik niet in de buurt van mijn computer was, verlangde ik ernaar mijn e-mail te checken, op links te klikken en te googelen. Ik wilde verbonden zijn. (…) Ik miste mijn oude hersenen.’

 

Geniale constructie

Carrs uitspraak klinkt misschien overdreven. Maar om ze juist te kunnen plaatsen, is een wetenschappelijk uitstapje nodig, over de werking van onze hersenen. Die bestaan uit miljarden zenuwcellen of neuronen, die met elkaar communiceren via elektrische signalen. Die signalen worden door chemische stoffen, de neurotransmitters, van de ene naar de andere cel overgebracht. Lange tijd werd gedacht dat de verbindingen die tussen de cellen bestaan en de netwerken die zo binnen de hersenen ontstaan, statisch zijn, m.a.w. dat onze hersenen – toch eens we volwassen zijn – niet meer veranderen. De afgelopen decennia werd duidelijk dat niets minder waar is. Een belangrijk begrip in dat opzicht is neuroplasticiteit, het aanpassingsvermogen van onze hersenen. Ook na onze kindertijd zijn de verbindingen en netwerken in onze hersenen onderhevig aan ons gebruik ervan. Verbindingen worden krachtiger naarmate ze meer worden gebruikt of minder krachtig naarmate ze minder worden gebruikt. Wat we doen, ervaren, denken heeft gevolgen voor de structuur van onze hersenen. Het is een geniale constructie, vindt Carr: ‘De evolutie heeft ons hersenen gegeven die letterlijk van karakter, en van gedachten, kunnen veranderen, steeds maar weer. (…) Het verschaft ons allemaal een geestelijke flexibiliteit, een intellectuele soepelheid, die ons in staat stelt ons aan te passen aan nieuwe situaties, nieuwe vaardigheden te leren en in algemene zin onze horizon te verbreden.’

Maar dit fantastische aanpassingsvermogen heeft ook een keerzijde. Het principe dat veelgebruikte circuits in onze hersenen steeds sterker worden door de herhaling van een fysieke of mentale activiteit, geldt ook in omgekeerde richting. Ongebruikte circuits worden zwakker of verdwijnen: ‘Wat we niet doen (…) heeft ook neurologische consequenties. Zoals neuronen met elkaar samenwerken wanneer ze geprikkeld worden, werken ze niet samen als ze niet geprikkeld worden‘, legt Carr uit. Bovendien, vervolgt hij, kan het onze hersenen niet schelen wat de aard is van de gewoontes die zo gevormd worden: ‘Slechte gewoontes kunnen even makkelijk diep in onze neuronen wortelen als goede. (…) Als het gaat om de kwaliteit van ons denken, zijn onze neuronen en synapsen totaal onverschillig. De mogelijkheid van intellectueel verval is inherent aan de plooibaarheid van onze hersenen.’

 

Prijs

Terug naar het internet. Sinds de introductie ervan is de tijdsbesteding van velen van ons drastisch veranderd. Wie toegang heeft tot internet, is elke dag vaak urenlang online. In die uren herhalen we voortdurend dezelfde (reeksen van) handelingen. Met elke klik versterken we bepaalde verbindingen binnen onze hersenen. En we klikken véél en snel. Voor Michael Merzenich, professor emeritus neurowetenschappen aan de University of California, staat het buiten kijf dat ‘het intensieve gebruik van deze middelen neurologische consequenties heeft’. We creëren nieuwe gewoontes, nieuwe routines, en onze hersenen passen zich daar razendsnel aan aan.

Maar ook wat we niet doen, heeft neurologische gevolgen. En al die uren die we klikkend voor het scherm doorbrengen, besteden we niet aan andere activiteiten. Carr: ‘De tijd die we besteden aan het scannen van webpagina’s gaat ten koste van het lezen van boeken, de tijd die we besteden aan hapklare, korte berichten gaat ten koste van het schrijven van lange zinnen en alinea’s, de tijd die we besteden aan het voortdurend van de ene link naar de andere klikken, gaat ten koste van bezinning. Daardoor verzwakken de circuits die deze oude intellectuele functies ondersteunden en vallen ze uiteindelijk uiteen. De hersenen recyclen de ongebruikte neuronen en synapsen en zetten ze in voor ander, urgenter werk. We verwerven nieuwe vaardigheden en perspectieven, maar raken de oude kwijt.’

Ik vind het internet nog steeds fantastisch. Maar voor al de voordelen die het biedt, betalen we wel een prijs. En dat is niet, in de eerste plaats, het verdwijnen van het papieren boek, waar het zo vaak over gaat. De prijs die we betalen, situeert zich op het niveau van ons denken: de nieuwe technologie verandert ons denken – en met dat denken wellicht ook ons lezen.

 

Lineair denken

Eeuwenlang is onze cultuur bepaald door een zeer specifieke, lineaire manier van denken. De vorm van het boek als belangrijkste cultuurdrager – een tekst die van begin naar einde gelezen wordt – heeft daarin een zeer belangrijke rol gespeeld. Diezelfde vorm maakte het ook mogelijk om ingewikkelde redeneringen te delen met anderen, die erop konden reageren of voortbouwen. Wat wetenschappelijke vooruitgang en diepgang van ons denken betreft, is de impact nauwelijks te overschatten. Ten slotte nodigde het in eenzame afzondering gelezen boek uit tot een contemplatieve leeshouding. Als we lezen zijn we uiterst geconcentreerd op de tekst, en op niets daarbuiten. We gaan helemaal op in het boek, worden er als het ware in ondergedompeld. Volgens Carr is het net doordat we die concentratie kunnen opbrengen, dat we op die momenten ‘diep denken‘: ‘Omdat het diepe lezen ons in staat stelt alle afleiding weg te filteren en de probleemoplossende functies van de frontale hersenkwabben tot zwijgen te brengen, wordt het diepe lezen een vorm van diep denken. De geest van de ervaren boekenlezer is een kalme geest, geen zoemende.‘ Dat diepe lezen en denken is niet passief. Kurt Vonnegut beschreef de literatuur ooit als de enige kunstvorm waarbij het publiek de muziek speelt. ‘Het lezen van een reeks gedrukte pagina’s was niet alleen maar waardevol omdat de lezers kennis vergaarden via de woorden van de schrijver, maar ook omdat die woorden iets losmaakten bij de lezer. Tijdens dit lange, ononderbroken lezen van een boek maakten de lezers hun eigen associaties, trokken conclusies, maakten vergelijkingen en voedden hun eigen ideeën. Tijdens het diepe lezen, dachten ze diep na‘, legt Carr uit.

 

Jetskiër

Het internet creëert echter een omgeving waarin we op een heel andere manier lezen en denken. Tegenover de concentratie van het boek staat de afleiding van het digitale medium, tegenover het lineaire denkproces staat het klikken van de ene link naar de andere, tegenover de lange, lineair opgebouwde en gelezen tekst van het boek staat een veelheid aan korte fragmenten op het internet. Carr windt er geen doekjes om: ‘Zodra we online zijn, bevinden we ons in een omgeving die aanzet tot vluchtig lezen, gehaast en verstrooid denken en oppervlakkig leren. Het is weliswaar mogelijk om diep na te denken terwijl je op het net surft, maar dat is niet het soort denken dat de technologie stimuleert en beloont.’

 

Jen Degroeve legde in een interview in Deus Ex Machina uit: ‘Het internet speelt er ook een belangrijke rol in. De noodzaak om teksten van a tot z door te nemen, om teksten in hun volledige samenhang te begrijpen wil je informatie vergaren, neemt sterk af. Er wordt veel meer fragmentair gelezen en in plaats van structurele verbanden te leggen, samplet men informatie bij elkaar. Om een boek te lezen is een andere attitude nodig. (…) Boeken lezen, vooral literaire boeken, is een traag proces. Je moet er gaan aan zitten, je moet het proces van begin tot einde doormaken. Dat vraagt een grote gerichtheid op de tekst.‘ Carr zelf neemt zijn toevlucht tot een metafoor om de verandering te beschrijven: ‘Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden. Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër.‘

Voor mij behoren het ‘diepe denken‘ en het ‘diepe lezen‘ tot het waardevolste van de cultuur waar ik een product van ben. Literatuur heeft me ‘beelden gegeven om mee te denken‘ (Aidan Chambers), literatuur heeft me voorzien van een niet aflatende stroom van geestelijk voedsel, literatuur heeft mijn verbeelding aangescherpt en mijn empathie vergroot. Al die dingen wens ik elke jonge mens toe.

Carr is niet de enige die in termen van diepte en oppervlakte denkt. De Italiaanse romanschrijver Alessandro Baricco is van mening dat onze idee over kennis de laatste jaren drastisch gewijzigd is: ‘Het idee dat “begrijpen” en “weten” betekenen dat je diep in moet gaan op dat wat we bestuderen, tot we de essentie ervan bereiken, is een mooi idee dat aan het uitsterven is.‘ Kennis werd verworven door je te verdiepen in een onderwerp, en dat vereiste concentratie en inspanning. En bijgevolg ook tijd. Dat is veranderd: ‘Dus hebben de barbaren de horizontale mens bedacht. Zoiets moeten ze gedacht hebben: als ik nu eens al die tijd, al die intelligentie, al die toewijding gebruik om over de oppervlakte te reizen, over de huid van de wereld, in plaats van die vervloekte diepte in te moeten?‘ Die horizontale mens zoekt betekenis die over de oppervlakte verspreid ligt en gevonden wordt in een sequentie, een opeenvolging van plekken, Baricco gebruikt letterlijk het woord ‘surfen’.


De juiste vragen

Is het bovenstaande een utopisch pleidooi voor een internetloze wereld? Een vroeger-was-alles-beter-verhaal? Natuurlijk niet. Net als alle voorgaande belangrijke ontwikkelingen heeft ook het digitale medium voor- en nadelen. De voordelen zijn zo groot, het medium is zo spannend nieuw dat we wel eens willen vergeten wat we (kunnen) verliezen. En dat kunnen we ons eigenlijk niet veroorloven als we over de toekomst van het lezen willen nadenken. Zoals we vroeger leefden in de schaduw van de kerktoren, leven, lezen en denken we nu in de schaduw van het internet.

Op 9 mei 2010 hield Barack Obama een toespraak voor de afstuderende studenten van Hampton University: ‘Klas van 2010, dit is een tijd van adembenemende veranderingen, zoals er maar weinig geweest zijn in onze geschiedenis. We kunnen deze veranderingen niet tegenhouden, maar we kunnen ze wel in goede banen leiden, we kunnen ze vormgeven, we kunnen ons eraan aanpassen.’

Om dat te doen moeten we de juiste vragen stellen. In ons enthousiasme over de spannende nieuwe wereld die het internet voor ons heeft geopend, hebben we de mond vol over hoe we kinderen en jongeren moeten leren omgaan met deze nieuwe media. We willen zo graag dat zij al die nieuwe mogelijkheden ten volle, en op een goede, veilige, manier leren gebruiken. Maar laten we evengoed nadenken over wat we waardevol genoeg vinden uit de periode die voorafging, waardevol genoeg om mee te nemen naar morgen. Laten we datgene wat voorafging niet weggooien, maar behouden, en er al het goede van de nieuwe ontwikkelingen aan toevoegen.

Voor mij behoren het ‘diepe denken‘ en het ‘diepe lezen‘ tot het waardevolste van de cultuur waar ik een product van ben. Literatuur heeft me ‘beelden gegeven om mee te denken ‘ (Aidan Chambers), literatuur heeft me voorzien van een niet aflatende stroom van geestelijk voedsel, literatuur heeft mijn verbeelding aangescherpt en mijn empathie vergroot. Al die dingen wens ik elke jonge mens toe.

En als de brave new digital world niet meteen een omgeving is die dit soort denken en lezen, bevordert, zoals Nicholas Carr beweert, dan hoop ik dat we manieren vinden om ze op hun waarde te blijven schatten, en ze door te geven aan kinderen en jongeren. Als voor dit lezen en denken een rust en concentratie nodig zijn die haaks staat op de afleiding van het digitale tijdperk, dan hoop ik dat we manieren vinden om kinderen en jongeren die rust te bieden, het belang van die concentratie bij te brengen. In een tijdperk waarin we overal tegelijk kunnen zijn, moeten we ons misschien opnieuw bezinnen over de woorden van Seneca: ‘Wie overal is, is nergens.‘ In onze digitale wereld moeten we misschien, zoals David Levy, professor aan de University of Washington beweert, ‘rustige, ongehaaste activiteiten en plekken koesteren, tempels, in tijd en plaats, voor bezinning en contemplatie‘.

Uitgelezen Icoon Boek Als je dit graag leest

 

 

De barbaren – Alessandro Baricco (De Bezige Bij 2010)

Het ondiepe. Hoe onze hersenen omgaan met het internet – 
Nicholas Carr (Maven Publishing 2011)

Hoe verandert internet je manier van denken? 161 denkers geven antwoord – samengesteld door John Brockman (Maven Publishing 2011)

The Lost Art of Reading – Why Books Matter in a Distracted Time – David Ulin (Sasquatch Books, 2010)

‘In The Age of Distraction, We Need One Thing More Than Ever: Books’ – Johann Hari – In: The Huffington Post, 23 juni 2011.

‘De jonge lezers van vandaag zijn de volwassen lezers van morgen’. Interview met Jen Degroeve – Karin Kustermans – In: Deus Ex Machina, 2010, nr. 137.

‘Als je dit kunt lezen, heb je dat aan een leerkracht te danken.’ Interview met Aidan Chambers – 
Karin Kustermans – In: Leesgoed, 2008-4.

Deel dit bericht

LEES OOK

‘Het belang van lezen gaat echt niet alleen om leesplezier’

Een interview met Aidan Chambers …

‘Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden’

Een interview met Aidan Chambers …

Het leukste kwartiertje van de dag

Mijmeringen en aanbevelingen van een voorlezer …
Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Een vader die alles kan

Hoe kunnen er zoveel gedachten in één hoofd passen?

Iedere olifant doet wel iets

Reading literature gives us images to think with.

meest recente berichten

In een gigagrote oceaan is het simpel verstoppertje spelen

De Boon 2024 gaat naar Erna Sassen en Martijn van der Linden

Jezelf vinden in de Schaduwwereld

Zoeken