‘Het belang van lezen gaat echt niet alleen om leesplezier’

Een interview met Aidan Chambers
Aidan

Aidan Chambers is niet alleen een vooraanstaand jeugdauteur, hij is ook een expert op het vlak van leesbevordering. Ik spreek hem op de Dag van de Literatuureducatie in Mechelen, waar hij net een auditorium vol leerkrachten enkele ‘oude en nieuwe waarheden over lezen’ heeft verteld. Ik val met de deur in huis: waarom is lezen zo belangrijk dat hij een groot deel van zijn leven gewijd heeft aan de promotie ervan?

‘Lezen behoort tot de kern van de taal. In onze cultuur wordt de taal evenzeer gevormd door wat er geschreven wordt als door wat er gezegd wordt. Wanneer je schrijft, en dus ook wanneer je leest, kun je op een andere manier denken dan wanneer je praat. Schrijven en lezen zijn bovendien vormen van communicatie die tijd en afstand overstijgen.

Zo hebben we nog steeds toegang tot Shakespeares bewustzijn door het simpele feit dat we hem kunnen lezen. Als je niet kunt lezen, blijf je beperkt tot de mensen met wie je kunt spreken. Een gesprek is iets anders dan lezen, waar jij, als lezer, helemaal in je eentje voor de interpretatie moet zorgen, in je hoofd. Dat “in stilte lezen” is een hele late ontwikkeling in de geschiedenis van de mensheid. Wetenschappers weten nu dat het een bijzonder complex proces is. Het genereert bewustzijn, of eenvoudiger gezegd: je groeit ervan.

— Dat “in stilte lezen” is een hele late ontwikkeling in de geschiedenis van de mensheid. Wetenschappers weten nu dat het een bijzonder complex proces is. Het genereert bewustzijn, of eenvoudiger gezegd: je groeit ervan.

In onze cultuur is lezen ook een kwestie van overleven. Natuurlijk ga je niet plots doodvallen als je niet kunt lezen. Maar als je niet in staat bent met een behoorlijke mate van complexiteit te lezen, als je niet op een subtiele en complexe manier kunt interpreteren, als je met andere woorden slechts een functioneel lezer bent, zul je enkel in aanmerking komen voor banen waarvoor weinig leesvaardigheid vereist is. Dat betekent helaas dat je minder geld verdient, minder toegang hebt tot een goede gezondheidszorg, tot goede scholen voor je kinderen – al leven we dan in een samenleving die de democratische idee van gelijkheid hoog in het vaandel draagt. Er is iets in het menselijke ras dat voortdurend mensen uitsluit die niet functioneren binnen het machtssysteem. En in onze cultuur is leesvaardigheid, geletterdheid, een van de dominante elementen binnen dat machtssysteem.

Als je kijkt naar hoe je die vaardigheid verwerft, dan beland je bij de literatuur. Die maakt daar de kern van uit. Daarom moet er in het onderwijsprogramma een centrale plaats worden ingeruimd voor verhalen, gedichten, verschillende vormen van teksten, die je voor jezelf leest, waarvan je de betekenis interpreteert voor jezelf en waarover je een gesprek aangaat met anderen.

Het belang van lezen gaat echt niet alleen over een fijn tijdverdrijf, over leesplezier. Het belang van lezen heeft niets te maken met liever een boek lezen dan naar een voetbalwedstrijd of een film gaan. Het is geen keuze. Het is essentieel. Flaubert zei: ik lees om te leven. Wij zouden moeten zeggen: we lezen om te overleven. En het is een wrede waarheid dat veel mensen daar moeite mee hebben en uit een gezin zonder leesachtergrond komen. Als daar niets aan gedaan wordt, blijven ze benadeeld.’

— Het belang van lezen gaat echt niet alleen over een fijn tijdverdrijf, over leesplezier. Het belang van lezen heeft niets te maken met liever een boek lezen dan naar een voetbalwedstrijd of een film gaan. Het is geen keuze. Het is essentieel.

Leesbevordering draait vaak heel erg om leesplezier, en vaak stopt het ook daar. Als we kinderen leren te genieten van lezen, is het werk gedaan, zo lijkt het.

‘Nee, dat is niet goed genoeg. Die opvatting is het eindpunt van een beweging die begon in de jaren vijftig. Ik maakte er ook deel van uit, hoor. Ik had te maken met kinderen die op vele vlakken achtergesteld waren, zeker ook als lezer. Ons uitgangspunt was: tenzij je ervan leert te genieten, kun je enkel een onwillig lezer worden, een lezer tegen je zin.
Dus legden we de nadruk op leesplezier en zochten we boeken die ze uit zichzelf leuk zouden vinden. En dan probeerden we meer van die boeken te vinden, om hun leesplezier te bevestigen. En zoals iedereen toen dacht ik een tijdlang dat dat voldoende was.
Wel, het is niet voldoende. Want het enige wat je doet is lezers creëren die altijd maar hetzelfde soort boeken leest, op steeds dezelfde manier. Je leert ze gewoon hun weg door papier te kauwen. Het Harry Potter-syndroom. Een eenzijdige smaak is geen opvoeding. Die “lezers” lezen niet om meer te doen dan ze daarvoor hebben gedaan, om meer te zijn dan ze daarvoor waren.

Het is de taak van de leerkracht om je boeken te geven waarvan jij nog niet weet dat je ze misschien leuk vindt, en je te helpen ze graag te lezen. Zó word je een lezer.
De ongemakkelijke waarheid daarbij is dat als je plezier wilt vinden in dingen die een grote rijkdom en kwaliteit in zich dragen, er altijd een moeilijk moment is waar je door moet. Het is erg moeilijk om goed piano te leren spelen, je moet door saaie momenten heen, daar kun je niet rond. Met lezen is dat net zo. Wanneer kinderen op het punt staan een hoger niveau van leesvaardigheid te bereiken, zullen er momenten zijn dat ze het te lastig, te saai vinden. Hoe je daarmee om moet gaan, is een didactisch probleem. Als je op het niveau blijft steken dat je kinderen gewoon laat lezen wat ze willen lezen, voed je ze maar half op, en dat is niet genoeg.

— Ik zeg niet dat Harry Potter slecht is, ik geloof dat het goed is in zijn genre, maar het heeft wel de idee bevestigd dat het beste datgene is wat de meeste mensen willen lezen. En daar moeten we van af.

De grote didactische vaardigheid is de twee samen te brengen: kinderen ertoe brengen datgene te lezen wat ze moeilijk vinden, zodat ze er uiteindelijk ook plezier aan beleven. Dat genot is er – alleen krijg je het niet onmiddellijk. En daar hebben veel mensen het blijkbaar moeilijk mee. Het bizarre is dat mensen dat soort uitspraken nooit doen over sport. Grote atleten gaan door veel pijn en saaie, routineuze training, dag na dag, maar daar struikelt niemand over. In onze samenleving heeft sport een soort goddelijke status verworven – in tegenstelling tot kunst. Er bestaat nog steeds een Filistijnse kijk op grote kunst, grote literatuur.’

Heb je in al die jaren dat je bezig bent dingen zien veranderen?

‘De grootste verandering zit in het aanbod van boeken voor kinderen en jongeren. Enerzijds is het nu een belangrijke industrie geworden, wat het vroeger niet was, anderzijds was het vroeger vooral een aangelegenheid van bibliothecarissen, vervolgens van leerkrachten en nu van ouders. Dat leidde tot een popularisering van de jeugdliteratuur. Tot de jaren tachtig werden boeken in de eerste plaats beoordeeld op hun kwaliteit. Nu viert het populisme hoogtij. De literaire kwaliteit van een boek lijkt nu op de laatste plaats te komen. De allesoverheersende aanblik er nu een van easy fun, makkelijk vermaak. Harry Potter bevestigde deze ontwikkeling op een ontstellende manier. Ik zeg niet dat Harry Potter slecht is, ik geloof dat het goed is in zijn genre, maar het heeft wel de idee bevestigd dat het beste datgene is wat de meeste mensen willen lezen. En daar moeten we van af.’

Gebrek aan critici

‘Sinds de jaren tachtig zijn ze in Groot-Brittannië gestopt met het opleiden van jeugdbibliothecarissen, enerzijds omdat jeugdbibliothecarissen zo nooit aan het hoofd van een hele bibliotheek konden komen te staan, het Cinderellasyndroom dus, anderzijds omdat men vond dat bibliothecarissen generalisten moesten zijn, dat ze met iedereen over boeken moeten kunnen spreken.

Doordat de kinderbibliothecarissen vroeger het kinderboekenaanbod kenden, waren ze een belangrijke bron voor leerkrachten, die niet de tijd hebben om alles te lezen. Nu komt de selectie van boeken die voor een bepaalde groep bruikbaar zijn, bij de leerkrachten terecht. Maar die zijn daar, vanuit hun opleiding, onvoldoende op voorbereid. Kinderen komen wel eens met de vraag “heb je nog zo’n boek?”.

Om een kind in de basisschool met die vraag te kunnen helpen zou je, dat hebben we onderzocht, zo’n 500 titels moeten kennen. Góéd kennen. Als je weet dat slechts 20 % van de kinderen uit een geletterde familie komt, weet je hoe belangrijk de rol is die de school hier speelt. Ik liet hier bij de ingang op een scherm “Als je dit kunt lezen, heb je dat aan een leerkracht te danken” aanbrengen. Het klinkt als een boutade, maar voor de meesten onder ons is het echt zo.

Op hetzelfde moment leidde het postmodernisme, dat zegt dat er geen absolute waarheid is, dat alle teksten gelijk zijn en dat de waarde enkel in de waardering door de lezer schuilt, tot de misvatting dat het enige wat ertoe doet is wat de lezer wil. Het werd de taak van de bibliothecaris en de leraar om dáárin te voorzien. Zij moesten de lezers niet meer vertellen wat ze moesten lezen. Stel je dat eens voor bij een dokter: dat niet hij jou vertelt wat je hebt, maar dat hij het hem vertelt! Neen, het is zijn taak je dat te vertellen, hij is daarvoor opgeleid. In bijna alle domeinen nemen mensen hun toevlucht tot een specialist terzake als ze informatie willen. Maar niet bij boeken. Een eigenaardig fenomeen.

—Kinderen komen wel eens met de vraag “heb je nog zo’n boek?”. Om een kind in de basisschool met die vraag te kunnen helpen zou je, dat hebben we onderzocht, zo’n 500 titels moeten kennen. Góéd kennen.

Ik heb wel het gevoel dat er een reactie ontstaat tegen het heersende populisme. Ik merk het aan dingen die me verteld worden door leerkrachten, door ouders. Leerkrachten vragen weer naar cursussen over kinderboeken, bijvoorbeeld. Dat soort dingen maakt cirkelvormige bewegingen door, cycli. Het wiel blijft draaien. Maar het keert nooit helemaal terug naar hoe het was. Dingen zijn veranderd ondertussen.

Oude mensen zoals ik zijn daardoor niet erg nuttig: het wiel keert niet terug naar datgene waar ik in geloof, want dat integreert niet de dingen die ondertussen gebeurd zijn en waar ik niet van houd. De taak ligt bij de jongere generaties.

Daarom is het zo ontzettend belangrijk om die jonge mensen te vormen en te koesteren die om welke reden ook al bezig zijn met het soort literatuur waar ik het over heb. En die zijn er. Er wordt wel eens gezegd dat je voor de bekeerden niet hoeft te preken. O jawel. Niemand heeft meer aanmoediging nodig dan wie al bekeerd is. Diegenen die al denken op de manier dat jij wilt dat er gedacht wordt, moet je ondersteunen, informeren en aanmoedigen.

Het is jammer dat de middelen daarvoor afnemen. 25 jaar lang was ik betrokken bij bijscholingscursussen voor leerkrachten, over jeugdliteratuur. Die zijn er niet meer. Ze hadden nochtans enorm veel effect. Een Engelse kleuterklas ziet er nu compleet anders uit dan in de jaren zestig. Een jong leerkracht vindt dat vanzelfsprekend, denkt dat het altijd zo geweest is. Maar het is een gevolg van wat enkelen van ons hebben uitgedragen: wij hebben destijds aan honderden leerkrachten verteld hoe zo’n klas eruit moest zien, welke boeken aanwezig moesten zijn, hoe ze getoond moesten worden, wat ermee kon gebeuren, dat er een leeshoek moest komen, dat soort dingen. Die dingen zijn nu gelukkig verworven. Wat er fout is gegaan, is dat de leerkrachten in hun opleiding niet hebben kennisgemaakt met de kinderliteratuur. Ze kennen de boeken niet. Maar als je wilt dat kinderen lezen, zijn er een aantal vereisten. De boeken die je wilt dat kinderen lezen moeten er zijn, ze moeten de tijd hebben om een keuze te maken, ze moeten ze voorgelezen krijgen, ze moeten de tijd krijgen om ze voor zichzelf te lezen en ze moeten aangemoedigd worden om erover te praten. Het is een eenvoudig systeem, maar je moet er ervaring mee hebben. Het klinkt eenvoudig, maar de praktijk is niet makkelijk. En leerkrachten leren dat niet in hun opleiding. Dat is een zwakte.’

— Er wordt wel eens gezegd dat je voor de bekeerden niet hoeft te preken. O jawel. Niemand heeft meer aanmoediging nodig dan wie al bekeerd is. Diegenen die al denken op de manier dat jij wilt dat er gedacht wordt, moet je ondersteunen, informeren en aanmoedigen.

Speelt het kinderboekenaanbod zelf ook een rol in het vormen van die jonge generatie?

‘Dat is de vraag van de kip en het ei, natuurlijk. Hoe komt het dat nu de boeken worden uitgegeven die worden uitgegeven? Boeken volgen modes. Iedereen zoekt naar de nieuwe Harry Potter. En er verschijnt een massa zogenaamde chicklit. Hoe komt dat? Alle kunstvormen, maar literatuur in het bijzonder, worden voortgebracht door een complex samenspel van elementen.

Neem het kubisme in de schilderkunst. Dat was volslagen nieuw. Gertrude Stein was een van de eersten die er de kwaliteit van herkende. Alle anderen vonden het afschuwelijk. Ze kocht de schilderijen, haar vele gasten zagen ze, begonnen erover te praten. Jonge kunstenaars kwamen ernaar kijken. Wat was er aan de hand? Gertrude herkende wat er gebeurde en was in staat dat te verwoorden. Zij speelde dus de rol van de criticus. Jonge kunstenaars raakten geïnspireerd en begonnen hun eigen versie ervan te maken.
Op de vraag waarom zijn werk “zo lelijk” was, zei Picasso zegt daar iets heel interessants over: “Wanneer je iets nieuws maakt, iets wat niemand ooit eerder deed, is dat altijd lelijk. Mensen zien het en denken: dat kan ik ook. En zij maken het mooi.”

Met Max en de Maximonsters van Maurice Sendak ging het net zo. Geen enkele Britse uitgever wou het uitgeven. Het zou te beangstigend zijn, te moeilijk, enfin, geen kinderboek. Eén uitgever waagde het erop. Mensen zoals ik zagen het en dachten: mijn god, dit is ongelooflijk! En wij toonden het weer aan anderen. Voor je het wist, begonnen een aantal mensen de stijl te kopiëren. Zij maakten het “mooier”. Op een bepaald moment bereik je een punt van verval en wordt het populistisch. Dan is het tijd voor een herbronning.

Eigenlijk wachten we dus voortdurend op de volgende vernieuwende beweging. En dan komen we bij iets wat me zorgen baart. Een auteur met vernieuwende kwaliteiten, kijkt anders naar de dingen, gaat op een andere manier om met taal en vorm. Zijn werk komt nergens, tot het een criticus vindt, iemand die buiten de auteur staat, die aan het publiek uitlegt hoe het ernaar moet kijken.

Critici spelen een enorm belangrijke rol in de voortdurende vernieuwing van de vorm. Er bestaan twee soorten critici: de mensen die een intuïtieve aanleg ervoor hebben en het al kunnen als twintiger (die zijn bijzonder zeldzaam) en die mensen die een enorme ervaring hebben en kunnen herkennen wanneer iets veel kwaliteit heeft, terwijl iedereen om hen heen zegt dat het rommel is.

Zij moeten de kans krijgen om daarover te schrijven en te praten. En die mensen missen we tegenwoordig. En als je naar de gedrukte kanalen kijkt, missen we ook de ruimte ervoor.

— Geen enkele Britse uitgever wou Max en de Maximonsters van Maurice Sendak uitgeven. Het zou te beangstigend zijn, te moeilijk, enfin, geen kinderboek. Eén uitgever waagde het erop. Mensen zoals ik zagen het en dachten: mijn god, dit is ongelooflijk!

Dat is de reden waarom mijn vrouw Nancy en ik het tijdschrift Signal hebben opgestart. We wilden een plek creëren voor lange en intelligente kritische stukken, zonder rekening te moeten houden met een populair publiek, stukken die het kritisch denken over kinderboeken op een hoger niveau zouden tillen. Zulke kanalen zijn nodig. Maar hun aantal is afgenomen.’

Beschamend

‘Er is nog iets anders aan de hand. Tot het eind van de jaren zeventig was er zo goed als geen academische interesse voor jeugdliteratuur. Een dissertatie schrijven over een hedendaags jeugdauteur: zoiets was ondenkbaar. Sinds het eind van de jaren zeventig begonnen de (Amerikaanse) universiteiten het domein van de jeugdliteratuur te academiseren. De idee dat toekomstige leerkrachten op de hoogte moesten zijn, vond vaste grond, een goede zaak.

Vervolgens ontdekten de Amerikaanse universiteiten dat jeugdliteratuur opbracht. Amerikaanse studenten betalen voor de cursussen die ze volgen, en dus kiezen ze wat ze leuk vinden. Wel, ze bleken jeugdliteratuur leuk te vinden, zelfs al volgden ze een natuurkunde-opleiding. Gevolg: er werden veel docenten aangeworven. Maar om hun baan te behouden moesten die docenten publiceren. Dat is nog steeds zo, ook hier.

Maar waarover schrijven ze essays? Niet over vernieuwende jonge auteurs, maar over negentiende-eeuwse auteurs. Omdat die dood zijn en het dus ‘veilig’ is over ze te schrijven, omdat er veel documentatie over te vinden is en omdat er al veel over geschreven is zodat je kunt blijven citeren en verwijzen. Maar dat is niet wat we nodig hebben. We hebben niet nog een essay nodig over De Geheime Tuin, we hebben een essay nodig over waarom we Bart Moeyaert of Edward van de Vendel zouden moeten lezen.

—Een essay als een weerslag van een leeservaring, dat is wat we nodig hebben. Iemand die zegt: dit is hoe ik dit boek gelezen heb, het boek dat jij moeilijk vond. Dat is precies wat een leerkracht moet doen met kinderen.

Mensen lezen graag over de leeservaringen van andere mensen. Jaren geleden zei een vriend me dat ik Flan O’Brien moest lezen. Ik probeerde het, maar ik raakte er met de beste wil van de wereld niet in. Toen las ik er toevallig een essay over en zag ik plots wat ik niet had gezien. Dat was de humanistische benadering: een essay als een weerslag van een leeservaring. Dat is prachtig, dat is wat we nodig hebben. Iemand die zegt: dit is hoe ik dit boek gelezen heb, het boek dat jij moeilijk vond. Dat is precies wat een leerkracht moet doen met kinderen.

Tussen haakjes, daarom is het zo belangrijk dat ook oudere kinderen voorgelezen blijven worden: een leerkracht kan een tekst voorlezen die nog net buiten het bereik van zijn leerlingen ligt, een tekst die ze nog net niet aankunnen als lezer. Door hem voorgelezen te krijgen, krijgen ze er vat op. Neem Ariels Song van Shakespeare. Heel eenvoudig Engels, maar je hebt er een boek voor nodig om het te interpreteren. Maar door het voor te lezen kun je jongeren op nauwelijks een uur tonen hoe jij het leest, interpreteert.

Natuurlijk is het fantastisch als kanalen als televisie of kranten deelnemen aan dat discours. Maar waar het echt om gaat is: waar hebben ze het over? Als ze alleen maar een beeld ophangen dat J.K. Rowling en Harry Potter promoot, haalt het weinig uit, iedereen leest die boeken toch al.

Neem een conferentie zoals deze Dagen van de Literatuureducatie. Wordt er wel eens iemand uitgenodigd die onopgemerkt is gebleven in de kritiek? Jaren geleden gaf ik Nederland en Vlaanderen workshops naar aanleiding van Vertel eens. Als uitgangspunt nam ik Ted van Lieshouts Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel. Haast niemand kende het boek, en degenen die het al bekeken hadden, vonden het maar niets. Degenen die het bewonderden waren op één hand te tellen. Na de workshops vertelde een van de deelnemers aan Ted: ‘Het is zo beschamend dat een Engelsman me moest komen vertellen hoe ik jouw boek moest lezen.’

Rijk discours

‘Weet je, het gaat uiteindelijk om de rijkdom van het discours. Dat erover gepraat, geschreven wordt, dat is wat belangrijk is. Zelfs al gaat het discours over verveling: “O, we hebben dit al zo vaak gezien.” Wittgenstein zei daar iets prachtigs over: “Sommige woorden moeten naar de wasserij gestuurd worden om gewassen te worden, omdat ze versleten zijn. En dan halen we ze terug en gebruiken ze opnieuw, in een hernieuwde vorm.” Datzelfde geldt voor ideeën, kunstvormen… Ik heb het gevoel dat de kinderboeken weer eens naar de wasserij moeten. En daar moet de jongere generatie voor zorgen.’

Met die blik op de toekomst vraag ik hem naar hoe hij de toekomst van het boek ziet.

‘De culturele ontwikkeling waar we nu midden in zitten, is geen revolutie, geen breuk. Het is de ontwikkeling van nieuwe verschijningsvormen binnen eenzelfde tekensysteem. Als we het over de taal hebben, gaat het om een uitbreiding van de mogelijkheden van hoe ze overgebracht wordt. Al die nieuwe mogelijkheden hebben een invloed op hoe we schrijven. Sms-taal is anders dan de taal van e-mails, en die verschilt dan weer enorm van de taal van brieven.

Maar dat is helemaal niet nieuw: de taal van brieven is altijd al anders geweest dan de taal in essays of gedichten. Lezen mensen minder? Neen, integendeel. Volgens de statistieken worden in Groot-Brittannië op dit ogenblik wekelijks anderhalf biljoen sms’sjes vesrtuurd. De meeste daarvan worden verstuurd en gelezen door tieners. Dat is lezen. Het is alleen niet wat leerkrachten onder lezen verstaan. En dat is een vergissing. De nieuwe vormen van talige communicatie moeten een plek krijgen in de schoolopvoeding. Vroeger was dat makkelijk, omdat de ontwikkelingen veel trager plaatsvonden. Nu gaat het razendsnel. Daardoor ligt er een grote druk op de leerkracht. Hoe gebruik je dat materiaal in je lessen? Wel: luister naar de kinderen, zij zullen het je vertellen. Zij zullen je tonen wat je met die nieuwe vormen van communicatie kunt doen.

—Ik denk dat we nu het concept stilte moeten invoeren in het schoolprogramma. We moeten de jonge generatie onderwijzen over wat stilte is en hoe ze gebruikt kan worden: de meditatieve vaardigheid om zich lange tijd te concentreren op een bepaalde gedachte(gang). Zonder onderbreking.

Breinonderzoek heeft aangetoond dat lezen voor onze hersenen geen eenvoudige taak is. Bij het lezen worden meer functies en meer delen van het brein geactiveerd dan bij de meeste andere activiteiten. Wel, bij elke vernieuwing van het tekensysteem – en de vernieuwing die we nu meemaken is enorm – worden meer ‘knopjes’ geactiveerd van de duizelingwekkend uitgebreide computer die ons brein is.

Meer potentiële intelligenties met andere woorden. Zulke technologische vernieuwingen zijn van alle tijden. En elke keer doen ze iets met onze potentiële intelligenties.
Lang geleden begonnen mensen te schrijven door letters in steen te hakken. Zo kun je wel enkele woorden op schrift stellen, maar een roman schrijf je niet op die manier. Het schrijven op perkament zorgde voor een grote verandering. Hele verhalen, hele toneelstukken konden opgeschreven worden.

Dat zette de mensen ertoe aan om op een omstandige manier over ideeën en gevoelens te gaan nadenken, omdat ze ze nu ook op die manier kunnen communiceren, omdat ze elkaar op die manier deelachtig konden maken aan elkaars bewustzijn.
Wel, de vernieuwingen die we nu meemaken zullen wellicht evengoed nieuwe potentiële intelligenties activeren.’

Fitness voor de geest

Vorig jaar betreurde Joke van Leeuwen hier in een lezing het dat het vermogen om je te concentreren in onze moderne wereld voortdurend ondermijnd wordt doordat we tegenwoordig voortdurend afgeleid worden. Overal en altijd komt informatie ons leven, onze geest binnen. Deel je haar visie?

‘Ik denk dat het complexer is. Ik ken een tiener, zeventien is ze. Ze zit uren op haar kamer, haar ouders klagen dat ze altijd achter de computer zit. Ondertussen sms’t ze, zit ze op MSN, schrijft e-mails, luistert ze naar muziek, kijkt naar een film, schrijft een essay voor school, allemaal gelijktijdig.

— De cultuur moet datgene wat voorafging niet weggooien, maar behouden en er de nieuwe ontwikkelingen aan toevoegen.

In zekere zin kun je zeggen dat ze zich niet concentreert. Maar eigenlijk concentreert ze zich op een andere manier dan datgene waar Joke van Leeuwen naar verwijst: het zich op één ding concentreren voor een lange tijd. Dat kunnen jongeren trouwens nog steeds hoor: ze kunnen zich absoluut en voor lange tijd concentreren op iets wat hen boeit. Maar ze kunnen zich ook op verschillende dingen tegelijk concentreren. Breinspecialisten weten ondertussen dat dat een ontwikkeling is die de menselijke soort tegenwoordig doormaakt. De jongeren doen het, en hun hersenen passen zich daaraan aan.

Joke van Leeuwen heeft het over een andere vorm van concentratie, en die willen we niet kwijt. Met andere woorden, de cultuur moet datgene wat voorafging niet weggooien, maar behouden en er de nieuwe ontwikkelingen aan toevoegen. En er is biologisch gezien geen enkele reden waarom dat niet zou gebeuren. Maar dat vereist oefening.

Voor mij heeft dit alles te maken met stilte. Ik denk dat we nu het concept stilte moeten invoeren in het schoolprogramma. We moeten de jonge generatie onderwijzen over wat stilte is en hoe ze gebruikt kan worden: de meditatieve vaardigheid om zich lange tijd te concentreren op een bepaalde gedachte(gang). Zonder onderbreking.

— Concentratie heeft een invloed op iemands bewustzijn: het is als fitness voor de geest, net zoals je je spieren versterkt door de juiste oefeningen.

We moeten ze ook iets leren over de aard van het medium dat het boek is, op een manier die nooit eerder nodig was: het boek is een voorwerp van contemplatie.

Vroeger was dat allemaal vanzelfsprekend: ga zitten, wees stil en lees. Concentratie heeft een invloed op iemands bewustzijn: het is als fitness voor de geest, net zoals je je spieren versterkt door de juiste oefeningen.

Stilte moet een onderdeel worden van het schoolprogramma: er zouden “stiltemomenten” moeten komen waarin de leraar bijvoorbeeld een gedicht leest en dan zegt: “Het volgende uur doen, schrijven en zeggen we niets. Probeer aan het gedicht te denken, en je gedachten te volgen.”

Voor mij is het ondenkbaar dat je dat niet doet, omdat het zo ingebakken zit in hoe ik leef, maar tieners zal het de eerste keren moeilijk vallen, omdat ze het niet meer kennen en niet meer kunnen.

LEES OOK

Het leukste kwartiertje van de dag

Mijmeringen en aanbevelingen van een voorlezer …

Noem het verwantschap

Een interview met Bart Moeyaert over vertalen …

‘Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden’

Een interview met Aidan Chambers …
Abonneer
Laat het weten als er
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

[…] Ik sprak Aidan Chambers uitgebreid over zijn ideeën over leesbevordering en jongerenliteratuur. Herlees het interview  hier. […]

Een vader die alles kan

Hoe kunnen er zoveel gedachten in één hoofd passen?

Iedere olifant doet wel iets

Reading literature gives us images to think with.

meest recente berichten

In een gigagrote oceaan is het simpel verstoppertje spelen

De Boon 2024 gaat naar Erna Sassen en Martijn van der Linden

Jezelf vinden in de Schaduwwereld

Zoeken