‘Een boek moet je raken’

Een interview met Jacques Dohmen
Jacques Dohmen

Decennialang was hij het gezicht van het kinderboekenfonds van Querido, de man achter ontelbare prachtige kinderboeken, de redacteur die kinderboeken serieus nam en ze de kritische zorg gaf die ze verdienen. Decennialang ook wierp hij zich op als een onvermoeibaar pleitbezorger van het literaire kinderboek. En nu is het afgelopen. Op 1 april 2009 is hij ermee gestopt. Tijd voor een gesprek met Jacques Dohmen, in zijn huis aan een Amsterdamse gracht. In de boekenkast in de woonkamer staan boeken van Colette, Thomas Mann, Virginia Woolf, Jacques Prévert, enkele van zijn grote literaire liefdes.

‘Het is die liefde voor de literatuur die me in de uitgeverij heeft doen belanden. Na mijn studies Frans en Italiaans en rechten heb ik alle uitgevers aangeschreven van wie ik boeken in de kast had staan. Ik heb toen vijf jaar bij Bruna gewerkt, als redacteur voor de buitenlandse literatuur. Daar heb ik het vak geleerd. In die tijd, de jaren ‘70, kwamen de internationale coproducties voor prentenboeken op gang en zijn we bij Bruna begonnen met een kinderboekenfonds op te bouwen. Dick Bruna, Tomi Ungerer, Janosch, Babar… Vijf jaar later wilden ze me bij Querido graag hebben, wellicht omdat ik veel belangstelling in literatuur had, voor volwassenen, maar ook al in de kinderboeken zat. Dat was precies wat ze zochten.

Bij Querido werd ik redacteur voor literatuur voor volwassenen én kinderen. Het kinderboekenfonds was klein. Annie M.G. Schmidt, Guus Kuijer, Miep Diekmann, Gerard Brands… Het was in het begin echt iets wat ik erbij deed. Toen de uitgeverij gesplitst werd in een kinderboekenfonds en een volwassen fonds, was er even sprake van dat ik beide zou blijven doen, en een deel van mijn kinderboekenauteurs zou afstaan aan een nieuw redacteur. Toen heb ik tegen de uitgever, Ary Langbroek, gezegd dat ik dat niet kon. Het kinderboekentuintje was van mij, daar mocht niemand anders aan komen. Het was me zo dierbaar geworden.’

Jacques Dohmen (links) met uitgever Ary Langbroek (midden) en poëzieredacteur Jan Kuijper (rechts).

‘Het is ook leuker om met kinderboekenauteurs te werken dan met auteurs van volwassenenboeken. Het zijn veel aardigere mensen.

Maar status win je er niet mee. Volgens mij is de kinderboekenuitgeverij financieel het gezondste onderdeel van het hele clubje van Querido, maar wat aanzien betreft, zijn we toch ‘maar’ kinderboeken. Kijk maar in welke kamers we zitten, die van het volwassenfonds zijn allemaal groter en beter ingericht. Dat is zo gegroeid, niemand heeft daar officieel bij nagedacht, maar het is toevallig wél zo. Zelf heb ik dat verschil nooit willen accepteren. De kinderboeken die we bij Querido uitgeven, hebben echt literaire kwaliteit. Dat de buitenwereld dat niet ziet… tant pis.’

— Toen de uitgeverij gesplitst werd in een kinderboekenfonds en een volwassen fonds, was er even sprake van dat ik een deel van mijn kinderboekenauteurs zou afstaan aan een nieuw redacteur. Toen heb ik tegen de uitgever gezegd dat ik dat niet kon. Het kinderboekentuintje was van mij, daar mocht niemand anders aan komen. Het was me zo dierbaar geworden.

Hoogtij

De jaren ‘80 en het begin van de jaren ‘90 worden wel eens ‘de gouden eeuw van het Nederlandse kinderboek’ genoemd. Hoe heb jij die hoogdagen voor de kinderliteratuur beleefd?

‘Ik vond dat eigenlijk vanzelfsprekend, omdat het mijn idee bevestigde dat het verschil tussen kinderboeken en boeken voor volwassenen helemaal niet zo groot was. Wel had ik het gevoel dat we een bijzondere tijd beleefden. Ik heb ooit in een toespraak gezegd: “We zitten in een carrousel, die draait en draait, en we zullen mee moeten, of we nou willen of niet, maar wat er allemaal gebeurt, is fantastisch.” Ik had het gevoel dat ik werd meegetild, in een hele golf. Er was een hele groep van bevlogen mensen die bezeten waren van het mooie, literaire kinderboek. De generatie van Annemie Leysen, Bregje Boonstra, Joke Linders, Aukje Holtrop, Cornald Maas, Lieke van Duin… Ik ben ervan overtuigd dat de manier waarop de kinderboekenrecensenten toen bezig waren, er ook veel heeft toe bijgedragen dat de Nederlandse kinderboeken dat uitzonderlijke niveau hebben bereikt. Er verschenen lange stukken, waarop dan weer een hele polemiek ontstond, mensen zetten zich met hart en ziel in… Anderzijds maakten al die prachtige kinderboeken het werken met kinderboeken voor die mensen dan weer interessant. Het is één grote wisselwerking geweest.

In die tijd stapte ook een aantal van de grote literaire kinderboekenauteurs over naar Querido: Els Pelgrom, Joke van Leeuwen, Veronica Hazelhoff, Imme Dros… Dat had volgens mij veel te maken met mijn bijzondere positie: een redacteur die zich met volwassenenliteratuur op hoog niveau bezighield én met kinderboeken. En met Ary Langbroeks prachtige vormgeving. De collega’s waren daar natuurlijk erg pissig over: zij hadden die auteurs “ontdekt” en opgebouwd en op een gegeven moment gingen ze allemaal naar Querido toe, aangetrokken door het niveau van onze boeken en onze goede redactionele begeleiding.’

—Een boek heeft zoveel begeleiding nodig als het nodig heeft. En dat is bij sommige boeken heel veel tijd en bij andere heel weinig. Dat is een beslissing die je als uitgever neemt: wij willen die kwaliteit. Aan sommige boeken wordt gewoon heel lang en intensief gewerkt.

Over die begeleiding zei je voorgangster Tine van Buul: “Een kinderboek verdient dezelfde behandeling als een roman voor volwassenen.”

‘Precies. Ik heb me pas later gerealiseerd, dat we met ons credo “we zien kinderen voor vol aan” eigenlijk vooral bedoelden dat we de kinderboekenschrijvers voor vol aanzagen. En dat een kinderboek dus net zoveel redactionele begeleiding nodig heeft of verdient als een boek voor volwassenen. We trokken wel eens grote ogen bij verhalen over de begeleiding — of het gebrek eraan — bij andere uitgevers. Dat een kinderboek op een drafje geredigeerd moet worden, is voor ons onvoorstelbaar. Een boek heeft zoveel begeleiding nodig als het nodig heeft. En dat is bij sommige boeken heel veel tijd en bij andere heel weinig. Dat is een beslissing die je als uitgever neemt: wij willen die kwaliteit. Aan sommige boeken wordt gewoon heel lang en intensief gewerkt.

Wij laten, tamelijk recalcitrant, heel wat manuscripten door meerdere redacteuren bekijken. Op een gegeven moment heb je gewoon een vers oog nodig. Ik heb bijvoorbeeld samen met de Vlaamse redacteur Belle Kuijken De Hondeneters (2009) van Marita de Sterck begeleid, mijn collega Dik Zweekhorst heeft de eerste drukproef heel grondig gelezen en er nog allerlei dingen uitgehaald. Er zijn dus drie redacteuren mee bezig geweest. Marita heeft vroeger al gezegd dat ze zich realiseert wat voor luxepositie het is om verschillende redacteuren te hebben.

Maar hoe intensief je ook aan een boek werkt, je moet wel steeds de eigenheid van de auteur voor ogen houden. Ik wil veel en hard met een auteur aan een manuscript werken, maar soms weet ik ook: hier blijf ik af, dit is eigen aan de auteur. Ik herinner me hoe onze persklaarmaakster indertijd Blote handen (1995) helemaal niks vond. Ze had absoluut geen gevoel voor wat Bart Moeyaert doet door alles net iets anders te zeggen. Maar soms hoort iets gewoon bij de taal van de auteur, daar moet je voor openstaan.


Recalcitrant

Op dat vlak was het begeleiden van de Vlaamse auteurs erg interessant. Wat vernederlands je, waar blijf je af? Daarin zijn we ook gegroeid. Ik heb er altijd voor gevochten dat Vlaams taalgebruik niet verhollandst mocht worden, maar ik denk dat we in de eerste Vlaamse boeken toch meer veranderden dan we nu doen.’

—Auteurs krijgen van ons enorm veel weerwoord op hun tekst. Dat zijn soms stevige confrontaties, er zijn er wel eens in tranen uitgebarsten als ik zei dat iets niet goed was of dat er iets uit moest. Maar als het goed is, gaan ze daarna aan de slag.

‘Auteurs vertellen me steeds weer dat ze veel aan die intensieve begeleiding hebben. Marita de Sterck zei ooit: was ik eerder naar Querido gekomen, dan had ik nu al veel verder gestaan in mijn ontwikkeling als auteur. Daarvoor doe je het: omdat je een boek, een auteur naar een hoger niveau kunt tillen. Niet dat dat altijd makkelijk gaat. Auteurs krijgen van ons enorm veel weerwoord op hun tekst. Dat zijn soms stevige confrontaties, er zijn er wel eens in tranen uitgebarsten als ik zei dat iets niet goed was of dat er iets uit moest. Maar als het goed is, gaan ze daarna aan de slag.

Net die arbeids- en tijdsintensieve redactionele begeleiding staat op vele plekken sterk onder druk. Boeken moeten steeds sneller geproduceerd worden.

Ik denk dat dat erg verkeerd gedacht is. Er gaat soms heel veel tijd zitten in boeken die nauwelijks geld opbrengen of waar we alleen maar verlies op lijden, maar dat moet dan maar. Als je echt een mooi fonds wilt opbouwen, moet je de idee loslaten dat ieder boek zichzelf moet bedruipen. Je moet het in een groter verband zien. Er verschijnen in Nederland bv. nauwelijks dichtbundels van debutanten voor kinderen, omdat die niet verkopen. Ik vind dat zorgelijk. Edward van de Vendel is begonnen met gedichten. Natuurlijk hebben we van Edwards eerste twee dichtbundels niet veel verkocht, maar hij is wel een fantastisch kinderboekenauteur geworden. Toon Tellegen is begonnen als dichter. Stel je voor dat we hem niet hadden uitgegeven in het volwassenfonds…’

Een andere constante in de kinderboeken van Querido is de hele sterke grafische kwaliteit. In die traditie is Ary Langbroek niet weg te denken…

—Er gaat soms heel veel tijd zitten in boeken die nauwelijks geld opbrengen of waar we alleen maar verlies op lijden, maar dat moet dan maar. Als je echt een mooi fonds wilt opbouwen, moet je de idee loslaten dat ieder boek zichzelf moet bedruipen

‘Ary was grafisch bijzonder sterk. Hij was gevormd door de vroegere uitgever Reinold Kuipers, voor wie boekverzorging heel belangrijk was. Bovendien had Ary een heel goede, duidelijke, maar elitaire smaak wat illustraties betreft. De enorme opbloei van het kinderboekenfonds van Querido is ook een beetje een toevalstreffer geweest, door de combinatie van Ary en mij, waardoor tekst én beeld heel sterk waren. Ary begeleidde illustratoren echt zoals ik het met een schrijver kan. Hij greep letterlijk in: “Kijk, dit stuk van het omslag is goed, maar dit stuk hier niet, daar moet je iets aan doen. Begin nog eens opnieuw, maar pak het dan zo aan.” ‘

‘Hij ging de illustraties op dezelfde serieuze manier te lijf als ik de tekst. Onze illustratoren hebben daar veel aan gehad. En hoewel ik veel van hem geleerd heb, kan ik dat toch maar ten dele. Nu komt een illustrator met zijn illustraties, en zeggen wij vaak: god, wat prachtig. And that’s it.’

Ary durfde ook gewaagde keuzes te maken. Is het uitgeven van een mooi fonds ook een kwestie van een goeie dosis durf?

‘Zeker. Durven, en een beetje recalcitrant zijn. Dat was Ary’s houding. Hij werd natuurlijk ook geholpen door het algemene klimaat. Harriët van Reek kreeg met De avonturen van Lena Lena (1986) meteen de Gouden Griffel, dus daar zijn er veel van verkocht. Er waren ook andere voorbeelden (lacht). P.A.T. en G.J. Gnor (1994) van Nene Stam, dat rare boek over die zeep, was natuurlijk aan de straatstenen niet kwijt te raken. Na Ary’s vertrek is Querido op dat vlak behoudender, voorzichtiger geworden, we durven nog te weinig, zeker als het gaat om nieuwe illustratoren. De Eenhoorn heeft die rol overgenomen. Bart Desmyter heeft allerlei jong talent een kans gegeven. Hij durft dat.’

De Querido-aanpak loonde. Jullie kinderboeken zijn ontelbare keren in de prijzen gevallen. Jullie wonnen Griffel na Griffel, Woutertje Pieterse na Woutertje Pieterse…

‘Dat werd ons niet in dank afgenomen door de collega’s uit het vak. Ik heb Henk Kraaima van de CPNB een keer boos tegen de verzamelde kinderboekenuitgevers horen zeggen: “Ja maar jongens, lees het dan zelf, het zijn gewoon de mooiste boeken, en ik kan het niet helpen dat die allemaal bij Querido zitten. Ik kan toch niet tegen de jury zeggen: “jullie mogen geen boeken van Querido meer bekronen?”’

Vlaamse Vlucht

Wat jullie ook niet in dank is afgenomen: de Vlaamse Vlucht, de vele Vlaamse auteurs die zijn overgestapt naar Querido. Daarvoor werd jij bijna persoonlijk verantwoordelijk geacht.

‘Terwijl de waarheid toch een beetje anders is (lacht). Ik had Bart Moeyaert leren kennen. Ik vond het echt zonde dat met zo’n auteur niet meer werd gedaan. Vanaf Terug naar af (1986) heb ik eigenlijk al zijn boeken min of meer begeleid, en uiteindelijk is hij overgestapt, precies omwille van die redactionele begeleiding. Marita de Sterck is zelf naar Querido gekomen. Ondertussen hadden we Nelleke Berns gevraagd om bij ons te komen werken. Verschillende auteurs zijn met haar mee gekomen.’

—Het is een algemeen dédain van de Nederlanders naar Vlaanderen toe. Zelfs binnen de uitgeverij heb ik wel eens iemand schokschouderend horen zeggen: “Ha, een bekende Vlaamse auteur, ha!” Alsof het een contradictio in terminis is. Dan denk ik: je weet toch wie Hugo Claus en Erwin Mortier zijn?

‘Ik vond het een fantastische verrijking van het fonds, Vlamingen schrijven toch weer anders dan Nederlanders, het zijn meer grote verhalenvertellers. Ik had ook het gevoel dat we hun veel te bieden hadden, dat ze veel verder zouden komen als ze goed begeleid werden. En ik dacht toen ook nog, heel naïef, dat ze dan in Nederland beter verkocht zouden worden. Dat viel tegen. De Nederlandse boekhandel lust geen Vlaamse boeken, ook al staat er Querido op. We zijn nochtans ontzettend geholpen. André Sollie en Ingrid Godon kregen een Gouden Griffel, Els Beerten, Jan Simoen en Marita de Sterck een Gouden Zoen… Aan de prijzen heeft het niet gelegen (lacht). En zeker niet aan de kwaliteit van de boeken.
Het is een algemeen dédain van de Nederlanders naar Vlaanderen toe. Zelfs binnen de uitgeverij heb ik wel eens iemand schokschouderend horen zeggen: “Ha, een bekende Vlaamse auteur, ha!” Alsof het een contradictio in terminis is. Dan denk ik: je weet toch wie Hugo Claus en Erwin Mortier zijn?

Ik heb destijds, naïef als ik was, ook geprobeerd om een samenwerking tot stand te brengen tussen de Nederlandse en de Vlaamse uitgevers, bijvoorbeeld in Bologna. Het is toch te gek voor woorden dat we daar los van elkaar een feestje geven voor de buitenlandse uitgevers? Maar er is geen beweging in te krijgen. Er is het Nederlandse dédain, maar evengoed de kleinzieligheid en het protectionisme bij de Vlaamse uitgevers. Kijk maar naar de prijzen: een Vlaming kan wel een Gouden Griffel winnen, maar een Nederlander geen Boekenleeuw.’

Jacques Dohmen met Imme Dros, tijdens de opname van de Grote Vriendelijke Podcast over Peter van Gestel.

Wat is, met al die ervaring die je hebt, voor jou een goed kinderboek?

‘Voor mij gaat het uiteindelijk toch om de emotie. Een boek moet je raken, of het nu op een vrolijke of net een heel droevige manier is. Als een boek op afstand blijft, is het niet goed. De Franse uitgeefster van Toen Faas niet thuiskwam (2003) van Martha Heesen vertelde dat toen de vertaling binnenkwam, ze op de redactie allemaal hebben zitten huilen bij het lezen van de tekst. Dan weet je: dit zit goed. Toen ik op de aanbiedingsvergadering moest vertellen over Jan mijn vriend (1991) van Peter Pohl, had ik tranen in de ogen. De vertegenwoordigers zeiden toen: jouw tranen, daar kunnen wij véél exemplaren van verkopen. Maar ik denk evengoed aan de boeken van Daan Remmerts de Vries, waar je de hele tijd met een scheve grijns bij zit.’

—De uitgeverij en de redacteur moeten in dienst staan van de auteur, niet omgekeerd, de auteur is er niet om te schrijven wat de uitgever wil. Dat is naar mijn gevoel aan het veranderen, overal. Een groot gevaar, denk ik.

‘Originaliteit is ook erg belangrijk, op het vlak van beelden en van taal, de manier waarop iets gezegd wordt. Sommige auteurs hebben beide — Bart Moeyaert is een heel goed voorbeeld — maar dat hoeft niet. Als je als lezer maar niet denkt: o , dit heb ik al honderd keer gelezen.

Taal is voor ons altijd heel belangrijk geweest. Het mooie van een boek kan puur in het taalgebruik zitten. Daarin verschilt een kinderboek niet van een boek voor volwassenen. Moeyaerts boeken doen met mij hetzelfde als die van Thomas Rosenboom: ik zit helemaal te trillen van opwinding, alleen al doordat het zo prachtig gezegd is, net een beetje anders dan je verwacht. Marjolijn Hof kan dat ook. Dat gevoel heb ik nu met Simon van der Geest ook weer, een debutant die we hebben opgemerkt door zijn gedichten voor Kwam dat zien! Er is opeens weer iemand die de dingen zo zegt dat ze je raken en je met een glimlach zit te lezen.

Een goed boek moet ook iets vertellen wat de auteur kwijt wil. De uitgeverij en de redacteur moeten in dienst staan van de auteur, niet omgekeerd, de auteur is er niet om te schrijven wat de uitgever wil. Dat is naar mijn gevoel aan het veranderen, overal. Een groot gevaar, denk ik.’


Misvatting

Hoe belangrijk is de uiteindelijke lezer, het kind?

‘Natuurlijk zijn er beperkingen op het vlak van leesniveau en levenservaring. Maar het is een misvatting dat een boek alleen maar interessant is als je het 100% begrijpt. Dat is voor volwassenen toch ook niet zo? De boeken waar je moeite voor moet doen, die je niet helemaal doorgrondt, zijn vaak het interessantst. Dáár discussieer je over met anderen. Hoe vaak gebeurt het niet dat je een boek herleest en dingen ziet die je eerst helemaal niet had gezien? En hoeveel boeken heb je als kind niet gelezen waar je maar de helft van begreep, maar die toch iets hebben betekend voor je? Maar tegenwoordig moet alles hapklaar zijn en meteen begrijpelijk.

Wij kregen wel eens te horen: “Jullie boeken zijn alleen maar voor gymnasiasten.” Ja, mag dat alsjeblieft? Die zijn er óók!  Dan zei een Pjotr van Lenteren [recensent van De Volkskrant, nvdr]: “Er zijn zoveel kinderen die dit niet begrijpen.” Maar wij zijn toch geen staatsbedrijf dat de opdracht heeft boeken te maken voor álle kinderen? Je hoort toch ook niemand klagen dat de boeken van Erwin Mortier voor sommige mensen te moeilijk zijn? Er zijn al zo vreselijk veel makkelijk toegankelijke boeken, mogen die paar mooie boeken van ons daar alsjeblieft naast liggen?

De grootste misvatting is dat er zoiets zou bestaan als hét kind. Dat bestaat helemaal niet, net zoals dé volwassene niet bestaat. Mijn oudste zus en ik lezen heel veel literatuur, met een grote L, mijn andere zus leest van die lekkere dikke Engelse vrouwenromans, mijn broer leest sciencefiction. We komen uit één gezin en we zijn heel verschillende lezers. Waarom kan dat niet ook als je tien of acht bent?’

— Het is een misvatting dat een boek alleen maar interessant is als je het 100% begrijpt. Dat is voor volwassenen toch ook niet zo? De boeken waar je moeite voor moet doen, die je niet helemaal doorgrondt, zijn vaak het interessantst. Maar tegenwoordig moet alles hapklaar zijn en meteen begrijpelijk.

‘Het heeft mij altijd met heel veel plezier vervuld dat er ook voor de moeilijkere boeken over moeilijkere onderwerpen, zoals de vertaling van de Odyssee en de mythen van Imme Dros, een publiek is. Dat zijn zelfs eversellers, die heel goed verkopen. Het hoeft niet allemaal toegesneden te zijn op het grote publiek om een succes te worden. De angst te elitair te zijn zit heel diep. Het verbaast mij altijd in de recensies van Pjotr van Lenteren. Die is zo anti-literatuur, dat ik denk: wat hebben we je in godsnaam gedaan? Waarom steeds weer zo’n opmerking: “jammer dat de redacteur heeft geprobeerd er literatuur van te maken”? Wat is dat voor een raar adagium dat kinderboeken geen literatuur mogen zijn? Ik vind dat verbijsterend.

Neem Tobie Lolness van Timothée de Fombelle, dat slaat aan bij een grote groep. Wel, dat boek zit vol met referenties aan allerhande Franse literatuur. Natuurlijk gaan die volkomen boven het hoofd heen van de meeste Franse kinderen, en Nederlandse kinderen zullen ze al helemaal niet zien. Maar dat geeft helemaal niet. Je haalt eruit wat je eruit wilt, kunt halen. En je leert er zoveel van. Je leert een ander taalgebruik, je leert andere woorden, het helpt je om meer levenservaring te krijgen. En je wordt er een andere lezer door.’

In de dertig jaar dat je voor Querido hebt gewerkt, is er veel veranderd…

‘Er is in de kinderboeken- en de uitgeverswereld véél veranderd. Toen de greep van de concerns groter werd, zijn wij lange tijd in de luwte gebleven, net omdat wij al die prachtige prijzen wonnen. Toen Bärbel Dorweiler uitgeefster kinderboeken werd, was het haar opdracht het fonds verbreden, zodat we minder kwetsbaar zouden zijn. Al die prachtige moeilijke boeken die we uitgeven, moet je ten slotte ook kunnen financieren. Daarom zoekt Querido nu in het buitenland veel naar goed geschreven, lekkere leesboeken: Cornelia Funke, Angie Sage… Maar we zoeken ook nog steeds naar dat hele bijzondere boek waar je niet omheen kunt, dat boek dat je móét doen. Tobie Lolness bijvoorbeeld, dat is zo bijzonder.’

Met de verbreding deed ook Francine Oomen haar intrede bij Querido en met haar een soort boek waar jullie je altijd verre van gehouden hebben. Was dat niet moeilijk voor jou?

‘Makkelijk was het niet. Ik heb vaak angstig gevraagd: betekent dit nu dat mijn literaire auteurs niet meer kunnen? Uitgeefster Bärbel Dorweiler en directeur Pauline Loerts hebben me steeds weer gerustgesteld: het gaat om een verbreding in de letterlijke zin van het woord. Het is de bedoeling óók die andere boeken uit te geven, niet om de literaire boeken niet meer te doen. Er is niets verdwenen, er is alleen iets bijgekomen. Het is een tijdje zoeken geweest, voor we daar een evenwicht in hadden, maar nu zit dat wel goed. Van de andere kant, alles verandert tegenwoordig zo snel dat ik voor mezelf wel weet dat het goed is dat ik nu wegga.’

Jacques Dohmen bij zijn afscheid in 2009.

‘Ik kan heel tevreden terugkijken op wat ik heb gedaan. Ik heb zoveel teruggekregen van de auteurs, heel veel waardering en vriendschap en warmte. Ook menselijk is het een hele rijke ervaring geweest. In welk vak heb je dat, dat je op zo’n intense manier en zo lang met heel interessante mensen kunt werken? Ik heb een heerlijk vak gehad. En nu vindt iedereen het nog jammer dat ik wegga (lacht). Het is een mooie tijd geweest, en het is een mooie tijd van ophouden.’

LEES OOK

Lezen in digitale tijden

Noem het verwantschap

Een interview met Bart Moeyaert over vertalen …

‘Als je je God voorstelt als een tienerjongen, valt alles plots op zijn plaats’

Een interview met Meg Rosoff …
Abonneer
Laat het weten als er
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

[…] Dat kinderboekenfonds nam een aanvang toen Querido, een uitgeverij die tot dan uitsluitend literatuur voor volwassenen uitgaf, in 1971* Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt publiceerde. Na Pluk volgden Total Loss, weetjewel van Miep Diekmann (1973) en Met de poppen gooien van Guus Kuijer (1975). Voormalig uitgeefster Tine van Buul gaf het nieuwe fonds de slogan ‘Querido ziet kinderen voor vol aan’ mee. Kinderboeken moesten volgens haar dezelfde zorg krijgen als de boeken die Querido voor volwassenen uitgeeft. Een standpunt dat in die beginjaren, toen kinderboeken vooral een pedagogisch gegeven waren, niet vanzelfsprekend was. Jacques Dohmen, decennialang redacteur kinderboeken bij Querido, zei daarover in een interview: […]

Een vader die alles kan

Hoe kunnen er zoveel gedachten in één hoofd passen?

Iedere olifant doet wel iets

Reading literature gives us images to think with.

meest recente berichten

In een gigagrote oceaan is het simpel verstoppertje spelen

De Boon 2024 gaat naar Erna Sassen en Martijn van der Linden

Jezelf vinden in de Schaduwwereld

Zoeken