Vandaag zijn in Nederland de Nationale Voorleesdagen van start gegaan, de campagne die de schijnwerpers richt op het voorlezen.
Het belang van voorlezen kan nauwelijks overschat worden. Tal van onderzoeken tonen de vele voordelen aan. Voorlezen stimuleert de taalontwikkeling en de woordenschatverwerving, draagt bij aan een beter taalbegrip, scherpt het taalgevoel aan, verbetert het concentratievermogen en de luistervaardigheid… Maar kinderen die worden voorgelezen, scoren niet alleen beter op talige domeinen, maar ook op wiskunde. En alsof dat nog niet genoeg is, stimuleert voorlezen ook nog eens de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind, leert kinderen zich te verplaatsen in anderen, prikkelt de fantasie… En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Iedereen, altijd en overal
Het mooie is dat die voordelen voor het oprapen liggen. Het enige wat je nodig hebt is een boek, je stem en een rustig plekje. Iedereen kan voorlezen. Moeders kunnen het, en vaders kunnen het. Grootouders, ooms en tantes kunnen het. Kinderverzorgsters, oppasouders en leerkrachten het. Zelfs kinderen kunnen voorlezen, aan elkaar, aan een jonger broertje of zusje, of aan een knuffel.
Voorlezen kan ook altijd. ’s Avonds natuurlijk, voor het slapen gaan, maar evengoed ’s ochtends bij het ontbijt, of zomaar ergens op een fijn moment doorheen de dag. In de klas kan het ’s ochtends, bij het begin van de klasdag, op een vast moment, of als afsluiter, aan het eind van de schooldag. En het kan overal. In bed, op de bank, in bad, in de tuin, in het park, in de klas…
Start vroeg
Kan een kind ooit te jong zijn om voorgelezen te worden? Ik denk het niet. Mijn eigen zonen heb ik voorgelezen van in de buik, toen ze nog onder mijn hart woonden en naar me toe kwamen gewobbeld als ik mijn hand op mijn buik legde en begon voor te lezen. De verzamelde dierenverhalen van Toon Tellegen zijn zo de revue gepasseerd. De dag dat mijn kinderen geboren werden, las ik ze voor uit Imme Dros’ onvolprezen Zomaar was je geboren. Wiegelied voor een jongen:
Luister, ik zing een liedje
en vertel een verhaal
over hoe je kunt varen
op de zee van een taal.
Kom mee
op de zee van de taal.
In de dagen, weken, maanden die volgden, bleven we op die zee van taal varen. Al gauw kwamen er stoffen boekjes, badboekjes en kartonboekjes bij. Maar altijd bleef ik ook voorlezen. Mijn oudste zoontje kon amper zelfstandig zitten toen hij keer op keer schaterend omver viel in de hem omringende kussen bij het horen van Annie M.G. Schmidts ‘Isabella Caramella‘.
Isabella
Caramella
waar is juffrouw Schoppetien?
Heb jij soms
meneer Van Boven
met zijn overjas gezien?
Weet je of die dikke dame weggegaan is op haar fiets?
Isabella
Caramella
weet van niets.
Het was het begin van een traditie die voor een schier eindeloze stroom heerlijke momenten zorgde.
Het verwoed prutsen van babyhandjes (en de frustratie), elke keer weer, als in Bo en de rode kar van Ingrid Godon bij een getekend hek wél een flapje zat met daarachter een verrassing en achter het andere hek niet. De boekjes van Nijntje, die voor het eerst de duidelijke impact op de woordenschat toonden, toen onze Vlaamse peuter teleurstelling steeds begon te verwoorden met ‘Wat jammer nou’. De kartonboekjes over Kareltje van Rotraut Susanne Berner, waarbij de ogen van mijn jongste zoon elke keer weer gingen glimmen van de voorpret, want straks
kwamen Station etelen en Station Slapelen. Maan waar ben je? Van Emile Jadoul dat we weken-, wat zeg ik, maandenlang hebben moesten voorlezen, tot iedereen in huis de tekst kon dromen. De seizoensboeken van Rotraut Susanne Berner waar we eindeloos in gekeken, gezocht en verhaallijnen verzonnen hebben.
Stilaan werden de verhalen complexer, en kwam er ruimte voor fijne humor en leuke taalgrapjes. Ridder Prikneus, uit het boek van Daan Remmerts De Vries, die in de meest heerlijke formuleringen in zijn hoofd een stoere dappere ridder was maar op de prenten een doodgewoon jongetje, werd een absolute favoriet. De Grote Slokop van Niamh Sharkey zorgde keer op keer voor veel uitgelaten vrolijkheid. In Negen schijfjes banaan van Pieter Gaudesaboos werd lekker afgeteld en werd elk detail op elke foto met de grootste nauwkeurigheid bekeken. Wanneer Max en de Maximonsters van Maurice Sendak uit de kast kwam, kroop mijn jongste wat dichter tegen me aan, fronste zijn wenkbrauwen wanneer de kamer woud werd en het woud kamer en riep dan triomfantelijk, elke keer weer: ‘Het eten was nog warm!’ De schepping van Bart Moeyaert mocht nooit worden voorgelezen voor het stoeltje-op-kindermaat van Ikea erbij werd gehaald.
De verhalen werden ook langer, en strekten zich stilaan uit over meerdere avonden. Pluk deed zijn intrede, net als Winnie de Poeh en Robin. Op de zee van taal ontdekten we verhaal na verhaal, weefden we een web van herinneringen die we nog steeds koesteren en een eigen kleine canon die nu, zoveel jaren, voor elk van ons nog een soort van ijkpunt is, het oerbegin van onze gezamenlijke leesgeschiedenis.
… en blijf voorlezen
Gelukkig wordt er in Vlaamse en Nederlandse gezinnen heel wat voorgelezen. Maar het valt op dat toch vooral kleuters het voorrecht hebben voorgelezen te worden. Zelfs een campagne als de Nationale Voorleesdagen richt zich op de jongste kinderen, de prentenboekenleeftijd. Logisch, zou je denken, want kleuters kunnen nog niet lezen.
Het is een hardnekkig misverstand dat wie zelf leert lezen, niet meer voorgelezen hoeft te worden. Wat een beginnende lezer, die de voorbije jaren is voorgelezen, leestechnisch aan kan, staat werelden af van wat hij verhaaltechnisch aan kan. ‘Jan heeft een beer’ kan niet tippen aan de verfijnde humor en de heerlijke avonturen van Janneman Robinsons Winnie de Poeh, en ‘Daan wil koek’ is toch wel wat anders dan wat Sjakie allemaal meemaakt wanneer hij zin heeft in chocola en in zijn reep een gouden wikkel vindt.
Door de leestechnische beperkingen die onvermijdelijk bij het leren lezen horen, duikelt het niveau van het leesvoer dat ze onder ogen krijgen, nu om zelf te lezen, naar beneden. Er zijn natuurlijk leuke eerstelezersboeken, maar in de meeste gevallen zijn de korte zinnetjes en eenlettergrepige woordjes onvoldoende als bouwsteen voor het soort verhalen waar een zesjarig voorgelezen kind naar hunkert. Die hunkering kan je stillen door te blijven voorlezen. Gun je kind even vakantie van het ploeteren dat leren lezen soms is, en gun blijf hem of haar trakteren op verhalen. Zo houdt voorlezen het plezier in in taal vertelde verhalen warm en zorgt het voor continuïteit in de literaire ontwikkeling.
En bovendien bied je je beginnende lezer met elk voorgelezen verhaal een onschatbare hulp. ‘Zien lezen doet lezen’, is een van de credo’s van het Vlaamse Iedereen leest. Horen lezen doet ook lezen, en bovendien: horen lezen leert lezen. Want door voor te lezen geef je een voorbeeld van hoe die vaardigheid die een beginnende lezer onder de knie probeert te krijgen, in elkaar zit.
Een nog hardnekkiger misverstand is het dat wie die ploeterperiode van het technisch leren lezen voorbij is en ‘nu toch echt wel’ zelf kan lezen, niet meer voorgelezen hoeft te worden. Wat voor die zesjarige geldt, geldt ook voor een acht- of een tienjarige: luisteren is iets heel anders dan zelf lezen, en als je voorgelezen wordt kan je vaak complexere verhalen dan als je zelf zou lezen. Voorgelezen worden is ook knusser dan in je eentje zitten lezen, ook als je al wat ouder bent. Ik koester de herinneringen aan de periodes waarin we avond na avond samen genoten van De gebroeders Leeuwenhart, Tobie Lolness en Het oneindige verhaal.
Bovendien kun je door voor te lezen andere boeken aanbieden dan de boeken waar een kind uit zichzelf naar zou grijpen. De juf van mijn toen elfjarige zoon wist dat. In een klas waar de jongens uit zichzelf vooral naar De Grijze Jager en Warrior Cats grepen, las zij voor uit Guus Kuijers Polleke en uit Benny Lindelaufs De hemel van Heivisj. En toen Simon van der Geest tijdens een bezoek aan de klas voorlas uit Spinder, wou werkelijk iedereen het boek lezen. Ook de kinderen die nooit een boek vastnamen. Want door het begin van een verhaal voor te lezen kun je kinderen die uit zichzelf niet of weinig lezen, helemaal in dat verhaal trekken.
Niet alleen kleuters, zoals Ella uit Het mooiste boek van de wereld van Imme Dros, worden, als ze het begin van boek voorgelezen krijgen, zo geprikkeld dat ze nieuwsgierig worden naar hoe het verder loopt. Bij oudere kinderen werkt het net zo.
Jim Trelease, auteur van het Reading Aloud Handbook, noemt voorlezen een vorm van book promotion, en dat klopt helemaal. In tijden waarin we de mond vol hebben van ontlezing, vormt voorlezen een uistekende mogelijkheid om het lezen bij jongeren te promoten. Een warme oproep dus naar alle leerkrachten in de hogere klassen van het basisonderwijs en in het middelbaar onderwijs: blijf voorlezen, blijf alsjeblieft voorlezen.
Samen
Misschien wel het heerlijkste aan voorlezen is dat je het nooit alleen doet. Samen een boek lezen, samen een verhaal ontdekken, samen illustraties bekijken zorgt voor een bijzondere verbondenheid. Voorlezen is een gezellige, intieme ervaring. Tijdens het voorlezen zijn er alleen de voorlezer, de voorgelezene, en het verhaal. Al de rest valt eventjes weg. Voorlezen is exclusief aandacht geven. Voorlezen, voorgelezen worden is samen genieten.
Al wie ooit als kind is voorgelezen, kent het knusse gevoel van bij een volwassen voorlezer op schoot te zitten, je hoofd op zijn schouder te laten rusten en je te laten meeslepen door een verhaal. En al wie ooit een kind heeft voorgelezen, weet hoe bijzonder die momenten zijn. Zoals Sjoerd Kuijper het omschreef in het tijdschrift Lezen (2019, 4): ‘Ze kruipen dan als het ware helemaal in je: voorlezen is dé manier om samen een intens gelukzalig moment te beleven.’ Annie M.G. Schmidt had helemaal gelijk toen ze voorlezen aan kinderen in Van schuitje varen tot Van Schendel ‘iets onvervangbaars’ noemde.
Leukste kwartiertje
In al de campagnes die al aan voorlezen gewijd zijn, in Nederland en Vlaanderen, zijn al tal van slogans de revue gepasseerd. Maar de allerleukste, en misschien ook wel de beste ooit, is de slogan die jarenlang de Vlaamse Voorleesweek begeleidde: Voorlezen is het leukste kwartiertje van de dag. Omdat hij er, zoals het in Vlaanderen heet, boenk op zat. Voorlezen is écht het leukste kwartiertje van de dag. Gun jezelf en iedereen om je heen straks dat kwartiertje.
Ik wens iedereen een voorlezer toe.