In de woonkamer van Pelle staat een foto. Daarop zien hij en zijn ouders er ‘allemaal blij en vrolijk en sterk uit’, ‘alsof we de hele wereld aankunnen’. Van dat gevoel is niet veel meer over, want sinds zijn vader een jaar geleden overleden is aan een agressieve kanker, lijkt het leven van Pelle en zijn moeder op een benauwende manier stil te staan. Het lijkt in niets meer op het leven ‘VDD (Voor De Dood).’
‘Het voelt alsof mama en ik in een cocon zitten. Je-weet-wel, zoals rupsen. Alleen zitten die gemiddeld elf dagen opgesloten in hun cocon. Dan worden het vlinders. Maar er is ook een soort bij wie het vier jaar duurt! Ik wacht al een hele poos tot we weer ontpoppen. Maar mam vindt haar cocon fijn, denk ik, en ze weeft hem dikker en dikker. Soms stik ik bijna.’
Pelle is bang dat zijn moeder altijd verdrietig zal blijven. De vrouw met de zeeblauwe ogen – ‘Niet het blauw van de Noordzee, zoals bij jou en mij, Pelle, maar het blauw van de Egeïsche Zee. En die kleine puntjes in mams ogen zijn net kleine witte zeilbootjes’, zei Pelles vader ooit – heeft het afgelopen jaar ‘de Egeïsche Zee leeggehuild en de zeilbootjes [lagen] stuurloos en dof op de bodem’.
Zelf heeft hij een overlevingsstrategie bedacht. Het hoofd van de hoogbegaafde Pelle, die is opgegroeid met een massa informatieve boeken binnen handbereik, zit vol weetjes over de meest uiteenlopende onderwerpen. Op momenten dat hij dreigt overweldigd te worden door zijn verdriet, probeert hij aan dat soort feitjes te denken:
‘Echte jongens huilen zelfs niet als hun vader dood in een kist ligt. Als ik het gevoel heb dat ik toch moet huilen, knijp ik heel hard mijn ogen dicht en denk ik aan allerlei andere dingen waar ik niet om hoef te huilen. Hoe mineralen worden gedolven. Dat er water is gevonden op Mars. Of ufo’s echt bestaan. Dat we soms naar sterren kijken die er feitelijk niet meer zijn en al duizenden jaren geleden zijn uitgedoofd. […] Allemaal dingen waar ik niet om hoef te huilen.’
Tijdens zijn vaders uitvaart zegt hij in zijn hoofd de hele tijdlijn van dinosaurussen op.
Precies een jaar na de uitvaart krijgt Pelle een schoendoos vol genummerde briefjes van zijn overleden vader. Hij mag elke week één briefje openmaken en doen wat erop staat. De briefjes vormen niet alleen een rode draad doorheen het verhaal, ze zijn ook een katalysator die van alles in gang zet. Eerst in het hoofd van Pelle, wanneer zijn vader hem op het tweede briefje simpelweg vraagt: ‘Hoe gaat het nu met je, lieve Pelle?’ Die vraag brengt Pelle in verwarring, maar zet hem ook aan het denken.
Maar de opdrachten op de briefjes van zijn vader – de boomhut afmaken die ze samen begonnen waren, een mooie jurk voor mama gaan kopen en haar mee uit eten vragen, … – zorgen er ook voor dat Pelle en zijn moeder hun leven weer een beetje opnemen. Door de boomhutopdracht bijvoorbeeld komt Jack, de man van de doe-het-zelfwinkel, in hun leven. Door hem verschijnt er weer een lach op het gezicht van Pelles moeder. Ondertussen gaat Pelle door de briefjes weer piano spelen, leert hij zich scheren en ontdekt hij een familiegeheim. Want hoewel zijn vader hem bij leven heeft gezegd dat doodgaan niet zo erg is, voel je als lezer het verdriet van de man die ‘zo graag meer tijd gehad’ had. Tijd om met zijn gezin door te brengen, tijd om Pelle van alles te leren.
Het zijn geen lichtvoetige thema’s die Marlies Slegers aansnijdt in Briefjes voor Pelle: doodgaan, rouwverwerking, de relatie tussen een zoon en zijn vader. En hoewel je als lezer de grote gevoelens doorheen het verhaal voelt, is dit toch geen melig boek geworden. Dat heeft enerzijds te maken met het personage van Pelle, de rationele twaalfjarige die zich met al zijn weetjes overeind probeert te houden. Overtuigend is ook hoe Slegers Pelle neerzet als meer dan alleen een rouwende puber: vriendschap is niet altijd eenvoudig, hij worstelt met een verliefdheid en de daarbij horende jaloezie en hij voelt zich onzeker bij de idee de planken op te moeten bij het schooltoneel.
Daarnaast zorgt vooral de schrijfstijl van Slegers ervoor dat het verhaal niet sentimenteel wordt. Slegers verrast in dit boek door haar treffende, beeldrijke taal. De magere Pelle noemt zichzelf ‘een zak lopende botjes’, en zijn vader had tijdens zijn ziekte ‘wangen als lege boterhamzakjes’. Maar ook situaties en gevoelens weet ze knap met een beeld neer te zetten. De moedeloze, depressieve toestand van Pelles moeder wordt in één beeld gevangen: ‘Toch ziet ze me al een jaar niet en staart ze dof naar de televisie, de muur, een koud wordend kopje thee of gewoon in het niets.’ En de kanker, waaraan Pelles vader sterft, is als de boktor die het hout van hun huis aantast: ‘[Boktor] is een mooier woord dan kanker. Maar het komt op hetzelfde neer. Van binnenuit opgevreten. Voortaan zeg ik gewoon dat pap overleden is aan boktor.’
De inzichten die Pelle doorheen het boek opdoet, over hoe verdriet en rouw werken, zijn al even krachtig verwoord in beelden met een grote zeggingskracht. Herinneringen aan overleden mensen zijn als tuimelkruid, de gedroogde wortels van woestijnplanten: ‘Die klitten en plakken aan alles wat ze tegenkomen. Zo is het ook met herinneringen. Die blijven overal aan plakken. Aan een geur, aan iets wat je hoort. Aan iets wat je proeft. Als ik naar jou kijk, zie ik papa. Als ik een bepaald liedje hoor, denk ik aan hem.’ En verdriet verdwijnt niet, maar de rouwende verandert wel: ‘Je hoort zelf te groeien, om het verdriet heen, alsof je er laagjes overheen legt.’
Briefjes voor Pelle is een indringend verhaal over de liefde tussen een vader en een zoon, over hoe allesoverweldigend verdriet kan zijn, over de complexiteit van soms tegenstrijdige rouwgevoelens en over hoe er voorzichtig weer wat lichtpuntjes in het leven kunnen verschijnen. Slegers’ taal verrast meermaals, al had het soms wel wat minder gedetailleerd gemogen, en de verschillende verhaallijnen die ze uitzet komen bijna allemaal mooi samen. Alleen de schoolmusical – waarbij Pelle en zijn klasgenoten de Odyssee weer op de planken zullen brengen – en het drama aan het eind van het boek dragen weinig bij tot het verhaal en hadden dan ook niet gehoeven.
Een hartverwarmend en ontroerend boek!
Marlies Slegers: Briefjes voor Pelle, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 2020.
Coverillustratie van Linde Faas.
ISBN 9789024589944.