Tussen kwijt en bewaard in

Over 'Oever' van Ludwig Volbeda
oever cover

Ludwig Volbeda is geen onbekende naam in de jeugdliteratuur. Sinds hij in 2016 begon met illustreren, stapelt hij de prijzen en bekroningen, waaronder maar liefst twee Gouden Penselen, op elkaar. Met zijn schrijversdebuut, de adolescentenroman Oever, toont hij dat hij ook nog eens kan schrijven. En hoe!

Oever begint sterk met een beeld van een kever, met daaronder:

‘Kijk.
Dit is de kever die ik bij jou In de straat vond.
Het is een meikever.
Misschien is hij weleens bij jou naar binnen gevlogen, toen je slaapkamer raam op een kier stond.’

De intrigerende tekst zuigt je  meteen het boek in. Aan het woord is Jip. Het is meivakantie, en Jip heeft een opdracht voor school: teken een zelfportret. Dat zou een makkie moeten zijn, want Jip is een meer dan begenadigd tekenaar. En toch wil het maar niet lukken.

‘Zuig de inkt op en stop hem maar terug in de potjes, maak van het papier weer bomen en geef mijn lichaam aan de grond. Dan groeit er uit mijn hoofd een eikenboom waar galwespen op afkomen, die galappels maken op de bladeren, waar later weer inkt van gemaakt kan worden, die de volgende tekenaar boos op het papier smijt als zijn zelfportret niet lukt.’

Jip worstelt met de opdracht en schuift ze voortdurend voor zich uit. Jips gedachten blijven maar afdwalen. Naar de nieuwe jongen in de klas, naar meikevers en vuurvliegjes, naar het feestje dat een klasgenoot volgende vrijdag geeft, en vooral naar de jongen met wie Jip vroeger bevriend was, maar die er nu niet meer is: Oever.

Maar het is aan de nieuwe klasgenoot dat Jip, liggend op bed of in een kuil in een verlaten veldje, ‘een soort van brieven’ schrijft, brieven die nooit verstuurd worden, maar die de lezer wel, de hele week van de meivakantie lang, een inkijk geven in Jips gedachten en gevoelens. In het begin lijken die nog alle kanten op te gaan, en dat is meteen het enige minpuntje van dit boek: het duurt even voor Jips stem je echt in de ban heeft.

Maar Volbeda blijkt een meester in het opbouwen van het verhaal en het doseren van informatie. Schijnbaar terloops last hij zinnetjes en subtiele hints in, waarvan het belang en de samenhang pas verderop in het verhaal duidelijk worden. Hij laat in zijn subtiele ingehouden proza veel open plekken en dus ruimte voor de interpretatie en invulling van de lezer. Mondjesmaat krijgen opmerkingen van Jips klasgenoten en ouders en andere hints – Jip die in het donker doucht bijvoorbeeld – betekenis en wordt duidelijk waarom Jip zo worstelt met de tekenopdracht en zo in de war is door de komst van de nieuwe jongen in de klas. En waarom boezemvriend Oever uit het leven van Jip is verdwenen.

Want Jip is een puber die op zoek is naar zichzelf. Volbeda stelt in deze roman bijzonder relevante vragen. Wat zegt je uiterlijk over wie je bent? En hoe de wereld om je heen je uiterlijk percipieert? Op wie je verliefd wordt, bepaalt dat wie je bent? En wat doe je als tiener als wie je bent en hoe je eruitziet net diegene die je het liefst ziet, in verwarring brengt en zelfs kwetst? Wanneer de puzzelstukken voor Jip zelf op hun plaats vallen, is het zelfportret snel gemaakt.

Volbeda schrijft in dit debuut zoals hij tekent: heel precies, met veel oog voor details en heel beeldend. Of het nu om klasgenoten of ouders gaat, om insecten of om een braakliggend veldje, Jip observeert en beschrijft het allemaal vlijmscherp, in een sprankelende taal, vol originele beelden en metaforen: kevers hebben ‘vleugels als kerkramen’ en Oever heeft, net als Jip, ‘zo’n hoofd dat groter is aan de binnenkant dan aan de buitenkant’. Of nog:

‘Nog voordat ik de straat uit was, werd ik gevuld met bloed. Dat je bloost, bedoel ik, maar groter bloost dan alleen je hoofd.’

Wanneer Jip op het eind van het boek zichzelf in de ogen durft te kijken en, zonder het al te begrijpen, weet wie Jip is, staat er eenvoudig maar zo mooi: ‘Het zat gewoon tussen kwijt en bewaard in.’ Minstens even mooi is Jips kwetsbare getekende zelfportret op de allerlaatste bladzijde.

Oever is een beklijvend portret van een opgroeiende tiener, in al zijn facetten. Vriendschap, eenzaamheid, Jips liefde voor biologie en de natuur, de angst voor de blik en het oordeel van de anderen, de dementie van een grootouder, verliefdheid, ouders, verlangen, je anders voelen en jezelf accepteren: het komt allemaal aan bod.

Tweevoudig Gouden Penseelwinnaar Ludwig Volbeda schreef met Oever een indrukwekkend coming-of-ageverhaal, dat kwetsbaar en teder, authentiek en invoelbaar de zoektocht van een tiener naar zichzelf beschrijft. En Jip, die sluit je als lezer zo in je hart!

Ludwig Volbeda: Oever. Querido, Amsterdam, 2024.
ISBN 9789045129990. 

0

Deel dit bericht

LEES OOK

Babu’s oma is overal

Over Altijd dichtbij van Mark Janssen …

Het tjirpt en het ritselt, het zoemt en het zingt

Over Toen Rups een vlinder werd van Bette Westera en Naomi Tieman …

Een prachtige nieuwe Nils, een klassieker waardig

Over De wonderbare reis van Nils Holgersson van Selma Lagerlöf …
Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Een vader die alles kan

Hoe kunnen er zoveel gedachten in één hoofd passen?

Iedere olifant doet wel iets

Reading literature gives us images to think with.

meest recente berichten

Wie wint de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur 2025?

Teken en schrijf en schilder en dicht zoals je bent

André Sollie

Dag André

Zoeken