Nadat Imme Dros in 1988 De reizen van de slimme man had gepubliceerd, een verhaal waarin de jonge Niels in de ban raakt van ‘de slimme man’, Odysseus dus, was ze zo gebeten door het eeuwenoude Griekse epos dat ze er een volledige vertaling van maakte, die in 1991 verscheen. Maar nog liet de Odyssee Imme Dros niet los. In 1994 verscheen Odysseus, een man van verhalen, een hervertelling van de Odysseia voor jonge adolescenten.
De grote lijnen van de inhoud zijn bekend: na tien jaar oorlog voeren tegen Troje keert Odysseus terug naar huis. De reis naar zijn vaderland Ithaka verloopt echter niet voorspoedig. De Griekse held doet er nog eens tien jaar over om thuis te komen en beleeft ondertussen het ene avontuur na het andere.
Anders dan in haar getrouwe vertaling voor volwassenen zet Dros het eeuwenoude epos helemaal naar haar hand. Dat wordt eigenlijk al duidelijk in de korte proloog – ‘Helden’ – die Imme Dros aan het verhaal laat voorafgaan:
‘Elke zoon is de zoon van een held en elke heldenzoon wil zelf een held zijn net zo groot als zijn vader, groter dan zijn vader.
Tijd helpt. De vaders worden moe, de vaders worden oud, de vaders krimpen; en de zoons groeien, kijken hun vader recht in de ogen, kijken op hun vader neer, krijgen zoons, zijn eindelijk op hun beurt de held van de dag.
Zo hoort het te gaan en zo gaat het meestal, maar niet altijd: een held kan sterven op het toppunt van zijn roem voordat zijn zoon volwassen is en dode helden zijn niet meer te verslaan: hun roem wordt alleen maar groter. De zoon van een dode held is niet te benijden, of het moest zijn door de zoon van een vermiste held die misschien dood is maar misschien ook niet, een zoon als Telemachos van Ithaka.’
(…)
Telemachos kende zijn vader alleen uit verhalen, de verhalen over de wijze koning, de weergaloze strateeg, de slimme man, de man van de duizend listen, de grote, onverschrokken, onstuitbare held, de grootste van allemaal: Odysseus.’
Dros zet hiermee een grote thematische krijtlijn uit: in deze bewerking richt ze de schijnwerpers vol op de relatie tussen vader Odysseus en zoon Telemachos. Het eerste hoofdstuk – ‘De verhalen over Odysseus’ – ‘ begint als volgt:
‘Weer vertellen over vroeger? Nog eens vertrekken over het vertrek van Odysseus? Telemachos, je kent het verhaal langzamerhand beter dan ik… Maar goed, luister.’
Aan het woord is Mentor, die ingaat op een vraag van Telemachos over zijn vader. In wat volgt antwoorden in dit eerste hoofdstuk verschillende vertellers op de vraag van Telemachos naar zijn vader. Mentor vertelt over de aanleiding voor en de start van de Trojaanse oorlog, Penelopeia over hoe ze zijn vader, haar echtgenoot, leerde kennen en ga zo maar door.
Niet alleen wordt op deze manier opnieuw duidelijk dat de thema’s van de vader-zoonrelatie en de zoektocht van Telemachos naar zijn vader in dit boek heel belangrijk zijn, Imme Dros heeft hiermee ook een handige manier gevonden om de jonge lezer de achtergrondinformatie mee te geven die nodig is om het verhaal te begrijpen. De belangrijkste personages worden geïntroduceerd, en verhaalelementen die in het epos van Homeros doorheen de verschillende zangen aangedragen worden of die soms zelfs afkomstig zijn uit de Ilios, worden hier al meteen verteld.
Maar dé vondst is de verandering van het vertelperspectief. De ene alwetende, buiten het verhaal staande verteller van Homeros wordt door Imme Dros vervangen door een schare vertellers, die elk in de ik-vorm, vanuit hun eigen blikveld en beleving, verslag uitbrengen van het wedervaren van de Griekse held. Ze doen dat in zeer eigentijds Nederlands en elk op hun eigen toon. Het resultaat is een grote stilistische rijkdom, waarbij elk personage een stijl hanteert die bij dat personage past. De afwisseling in vertelperspectief geeft het verhaal bovendien ook behoorlijk wat vaart.
Sommige vertellers zijn mensen, andere zijn goden. Die goden zijn net mensen, die hun vergaderingen op geheel 20ste-eeuwse wijze agenderen en notuleren en via draadloze telefoons contact met elkaar houden, die jaloers zijn, die kibbelen en ruzie maken. De monologen en dialogen van de goden zijn meer dan eens opperst vermakelijk. Zo beklaagt Athene zich er bij Zeus over dat haar zus Afrodite haar stokken in de wielen steekt in haar plan om Odysseus veilig thuis te krijgen:
‘Waarom doet Afrodite dit? Wat steekt erachter? Het is niet eerlijk, het is niet redelijk, het is om te barsten van woede. Haal dat stuk zeeschuim terug naar de Olympos en laat ze haar handjes thuishouden.’
Even later doet Afrodite haar beklag bij Zeus:
‘Pappa Zeus, Athene is zo gemeen! Ik ben het, Afrodite. Pappa, moet je horen.’
Wat zit er anders op voor de oppergod dan het geklaag van zijn dochters te ontvluchten:
‘Dochters! Wat doet een God met dochters? Mijn hoofd loopt om, mijn oren tuiten. Ik heb opeens behoefte aan een zoon, aan een goed gesprek met een zoon en het paleis van Hefaistos is niet ver van de Olympos.’
In dit vader-zoonverhaal neemt Telemachos een bijzondere plek in. Niet alleen is hij, anders dan in het origineel, het belangrijkste personage, hij maakt ook de grootste ontwikkeling door. Aan het begin van het verhaal is hij een aan zichzelf twijfelende jongeman:
‘Ze noemen me prins van Ithaka, Telemachos Odysseuszoon. Maar wie ben ik? Wat ben ik waard?’
En als Athene Telemachos voor het eerst opzoekt, oordeelt ze:
‘Zeus! Athene weer. Telemachos en ik hebben gepraat en hij valt niet tegen. Natuurlijk denkt hij wel erg lang na bij alles, maar wat kun je verwachten van een jongen die is vertroeteld door vrouwen en opgevoed door bedaagde mannen als zijn grootvader en de heraut Medon.’
Aan het eind van het boek is Telemachos uitgegroeid tot een volwassen man:
‘Ik probeer niet te luisteren naar het akelige geluid waarmee mannen sterven. Ik vecht. We vechten. Ik ben bang en ik vecht, ik ben gelukkig en ik vecht, ik voel haat, medelijden, razernij en verrukking en ik vecht, ik vecht naast mijn vader.’
Odysseus. Een man van verhalen wordt op die manier niet alleen een hervertelling van de Odyssee, maar ook een overtuigende Bildungsroman die het oude verhaal een nieuwe psychologische dimensie geeft, over het volwassen worden van een zoon die in de schaduw staat van een vader die hij nooit gekend heeft.
Maar bovenal gaat deze hervertelling over de betovering van taal, van verhalen. Want misschien meer nog dan een man van duizend listen is Odysseus een man van verhalen, zoals ook de godin Athena weet:
‘Het begint, Zeus, het begint. Kom toch ook, roep de andere Goden! Roep ze allemaal, kunnen ze lachen, kunnen ze genieten. Het enige waar stervelingen goed in zijn is verhalen vertellen. Kom toch allemaal, Hera, Afrodite, kom. Luister en huiver, eeuwig gelukzalige Goden. Odysseus vertelt.’
Met deze hervertelling doet Dros precies wat ze zelf meneer Frank laat doen in De reizen van de slimme man: ze brengt het oude verhaal op een onvergetelijke en onweerstaanbare manier tot leven. Ze schrijft misschien niet in versvorm, zoals Homeros, maar haar taal zingt meeslepend en mythisch, als was het poëzie:
‘Ach Ares, het is een fabeltje dat ik uit zeeschuim ben geboren, maar de zee, de zee, er is niets zo meeslepend als de zee.’
Imme Dros: Odysseus. Een man van verhalen, Querido, 1994.
Illustraties van Harrie Geelen.
ISBN 9789021460369.
Op Lezen voor de lijst vind je een aantal lessuggesties bij dit boek.
Zeer lezenswaardig is de vergelijking die Quirijn van Os maakte tussen de vertaling Homeros Odysseia. De reizen van Odysseus en Odysseus, een man van verhalen, beide van de hand van Imme Dros.
Odysseus. Een man van verhalen kreeg in 1994 een Zilveren Griffel.
Odysseus. Een man van verhalen is niet het enige jeugdboek waarin het verhaal van Odysseus verteld wordt. In dit artikel lees je in welke andere kinder- en jeugdboeken de Griekse held opduikt.