‘Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden’

Een interview met Aidan Chambers
Aidan

In 1978 verscheen Aidan ChambersBreaktime (Verleden week), het eerste boek van wat hij later de ‘Dance Sequence’ zou gaan noemen, een cyclus van zes, onderling verbonden adolescentenromans. De boeken baarden opzien, door hun vernieuwende vorm én inhoud. Ik sprak Chambers naar aanleiding van het verschijnen van Dit is alles. Het hoofdkussenboek van Cordelia Kenn, het zesde boek, een allesomvattend portret van een meisje op de grens tussen puberteit en volwassenheid.

De cyclus is eindelijk klaar. Hoe voelt dat?

‘Als een erg moeilijke scheiding (lacht). Een boek dat je net geschreven hebt loslaten, is sowieso moeilijk. Als auteur ben je klaar met het schrijven, maar dan gebeurt er nog van alles. Het boek moet gepromoot worden, er komen vertalingen uit, lezers beginnen je e-mails te sturen die je weer doen nadenken over het boek. Op die manier kun je het niet loslaten. Dat was ook niet zo erg, zolang ik aan de cyclus werkte, omdat het allemaal bij elkaar hoorde.

Maar nu ligt dat alles achter me, ik ben klaar met het schrijven van adolescentenromans, het is tijd voor iets anders. Ik zit nu in een overgangsfase van het ene soort werk naar het andere. De overgang ook van voortdurend denken in het bewustzijn van een tiener naar het onder ogen zien van het bewustzijn van wat ik ben: een oude man.

In het begin had ik een hartsgrondige hekel aan het ouder worden, nu begin ik er ook voordelen in te zien. Oud zijn is nu heel anders dan vroeger. Ik behoor tot de eerste generatie die daarmee geconfronteerd wordt en ik wil daarmee doen wat ik nu eenmaal doe: erover schrijven.

Dat is voor mij even fascinerend als het schrijven van Verleden week, het boek dat een nieuwe fase in mijn werk inluidde, zowel qua vorm als qua onderwerp. Maar nu valt het me moeilijk, wellicht omdat deze nieuwe fase samenvalt met de periode waarin ik geconfronteerd werd met lichamelijke problemen. Maandenlang kon ik niets doen, zelfs niet lezen. Mijn tijd in de woestijn. Ik was zeventig toen ik de laatste hand legde aan Dit is alles, maar toen voelde ik me niet oud. Op mijn tweeënzeventigste herstelde ik van gordelroos, en toen moest ik onder ogen zien wie ik ben: een oude man, niet een jonge man die gevangen zit in een oud lichaam.’

— Oorspronkelijk boezemde het schrijven van dit boek me angst in. Zo’n vrouwelijk hoofdpersonage, hoe moest ik dat in godsnaam klaarspelen? Ik wist dat er veel dingen in zouden komen waar ik niets van afweet. Meisjeszaken, vrouwenzaken. Dat Cordelia de dochter is die ik nooit had, dát was het antwoord. Toen vroeg ik me af: wie is de grote verloren dochter in de literatuur? In de Engelse literatuur is dat natuurlijk Cordelia.

Obsceen

‘Van de zes boeken van de cyclus was dit het makkelijkste om te schrijven, terwijl je net het tegenovergestelde zou verwachten van zo’n dikke turf. Normaal gebeurt het tijdens het schrijven een keer of twee dat ik denk dat het allemaal rubbish is en besluit ermee te kappen. Dan moeten anderen me erdoor helpen.

Het vorige boek, Niets is wat het lijkt, heeft me veel moeite gekost. Ik was net zestig geworden, en ik begon erg te twijfelen: moet ik dit nog doen, kan ik dit eigenlijk nog wel, schrijven over en voor adolescenten? Wat weet ik over hun leven nu, hun leefwereld?

Toen ik klaar was met Niets is wat het lijkt wist ik niet of ik het zesde boek wel kon schrijven. Ik had gewoon de energie niet. Ik wist dat het een lang boek zou worden, dat het hoofdpersonage bovendien een meisje zou zijn. Ik dacht: ik kan dit niet. Maar toen ik begreep wie ze was, kwam de energie vrij. Dat was me nog maar één keer eerder overkomen, met Verleden week. Ik was toen tien jaar bezig met het schrijven van kinderboeken, heel specifiek voor kinderen geschreven, en dat had ik wel gehad. Dat was ik niet, dat was niet wat ik wilde doen. Verleden week kwam er in één gulp uit, ongepland, onverwacht. Voor de andere boeken heb ik hard moeten werken. Bij Dit is alles had ik opnieuw dat gevoel, het gebeurde gewoon.

Oorspronkelijk boezemde het schrijven van dit boek me angst in. Zo’n vrouwelijk hoofdpersonage, hoe moest ik dat in godsnaam klaarspelen? Ik wist dat er veel dingen in zouden komen waar ik niets van afweet. Meisjeszaken, vrouwenzaken. Dat Cordelia de dochter is die ik nooit had, dát was het antwoord. Toen vroeg ik me af: wie is de grote verloren dochter in de literatuur? In de Engelse literatuur is dat natuurlijk Cordelia. En dat klopte, dat gaf me de stem voor dit boek. Eens ik de stem had, was het schrijven niet moeilijk.’

Het lijkt het me nochtans geen makkelijke opgave, als zeventigjarige man zo’n allesomvattend portret neerzetten van een pubermeisje.

(lacht) ‘Eén criticus die het boek niet goed vond, noemde het zelfs obsceen dat een zeventigjarige man zo schreef over het seksleven van een tienermeisje. Hij noemde me een pornograaf. Het was de meest beledigende recensie die ik ooit kreeg, ze ging volledig voorbij aan wat schrijvers doen.

Want dat je dat als man van zeventig tóch kunt, heeft net alles te maken met ervaring, met vakmanschap, met kunnen schrijven. Dit boek had ik dertig, veertig jaar geleden niet kunnen schrijven, maar nu wel. Nu weet ik hoe ik moet omgaan met een hoofdpersonage. Voor mij moet zo’n personage ze “in me komen wonen”: ik moet mijn personage worden, mijn personage moet mij worden.’

Over de dingen die ik niet zelf ervaren heb, moest ik veel materiaal verzamelen. Dat was voor dit boek natuurlijk veel, omdat het hoofdpersonage een meisje is. Dit boek is opgedragen aan Anthea Church, docente Engels in een meisjesschool, een pracht van een leerkracht Engels. Zij zorgde ervoor dat ik drie jaar lang met kleine groepjes meisjes kon spreken. Álles was bespreekbaar.

Het waren heel intieme gesprekken, over allerlei onderwerpen waar ik als man werkelijk niks over wist. Het enige waar ze nooit iets over kwijt wilden, was masturbatie. Daarvoor ben ik te rade gegaan bij oudere vrouwen, die het niet erg vinden daarover te praten.

 

— Eén criticus die het boek niet goed vond, noemde het zelfs obsceen dat een zeventigjarige man zo schreef over het seksleven van een tienermeisje. Hij noemde me een pornograaf. Het was de meest beledigende recensie die ik ooit kreeg, ze ging volledig voorbij aan wat schrijvers doen.

Vervolgens moest ik met al dat materiaal aan de slag, moest ik er mijn verbeelding op projecteren. De enige manier waarop ik dat kan, is door in mezelf die persoon te vinden die ik zou zijn. En dus is Cordelia het meisje dat ik had kunnen zijn. Net zoals Hal uit Je moet dansen op mijn graf de jongen is die ik zou zijn als ik homo zou zijn. Julie, dat ben ik, als het op religieuze ervaringen aankomt. Zelfs Cal ben ik. Ik geloof dat ieder van ons een Hitler kan zijn. Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden. Dat is voor mij erg belangrijk, omdat ik niet zo inventief ben als schrijver. Volkomen andere werelden oproepen, dat kan ik niet. Daarom moest ik de Cordelia in mezelf vinden.

Soms ging dat fout. Anthea las alles en af en toe zei ze: ‘Je raakt van de weg af, je begint weer mannelijk te worden.’ Ze was als het ware mijn mentor die me op het juiste, vrouwelijke, pad moest houden.’

Waarom moest het hoofdpersonage dit keer een meisje zijn? In de loop van de Dance Sequence nemen de meisjes een steeds belangrijker plaats in, maar dit is het enige boek met een vrouwelijk hoofdpersonage.

‘In de zes boeken voltrekt zich inderdaad een beweging van het mannelijke naar het vrouwelijke. Het was dus voorspelbaar dat het laatste boek een meisje als hoofdpersonage moest hebben om het allemaal te laten samenkomen.’

Is het enkel de logica van de cyclus? In het begin schrijft Cordelia, over haar ongeboren dochter: ‘Maar eerlijk gezegd wilde ik wel graag een meisje. Want dit is ónze tijd.’

‘Het was 1975 toen ik begon aan Verleden week, het eerste boek in de cyclus. In die tijd was het algemeen voornaamwoord voor het menselijk ras “hij”, punt uit. Dat stond niet ter discussie, zelfs vrouwen deden het zo.

Nu is dat anders. Die historische evolutie wordt natuurlijk weerspiegeld in mijn gebruik van een vrouwelijk hoofdpersonage.

Daarnaast speelt ook de evolutie van mijn eigen denken mee. Wanneer Cordelia zegt dat het nu “ónze tijd” is, doet ze een uitspraak over de cultuur, of over hoe de cultuur het liefst zou zijn, als er niet zoveel verzet tegen zou bestaan van allerhande fundamentalisten.

— Cordelia is het meisje dat ik had kunnen zijn. Net zoals Hal uit Je moet dansen op mijn graf de jongen is die ik zou zijn als ik homo zou zijn. Julie, dat ben ik, als het op religieuze ervaringen aankomt. Zelfs Cal ben ik. Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden.

Dat is geen politiek verzet, zoals wel eens wordt beweerd. Je vindt het evengoed binnen bijvoorbeeld de Amerikaanse maatschappij. De rechtse fundamentalisten in Amerika hebben een even weerzinwekkende houding tegenover vrouwen als de moslimfundamentalisten. Het is helemaal niet politiek, het is sociaal en cultureel. Die fundamentalisten houden niet van hoe het nu is, ze willen terug naar hoe het vroeger was, vanuit een mannelijk-dominante reflex. Dit boek gaat daar volledig tegen in. Het had dertig, veertig jaar geleden niet geschreven kunnen worden.’

Zelfs de geciteerde auteurs zijn, afgezien van de alomtegenwoordige Shakespeare, allemaal vrouwen. Een van hen is Virginia Woolf. Het lijkt me dat Cordelia als adolescente precies doet wat Woolf zo belangrijk vond…

‘Ze maakt “a room of her own”, inderdaad. Ze zorgt ervoor dat ze die ruimte krijgt. En er is ook haar vriendje Will.

Will is eerder mannelijk en hij heeft zijn zwakke kantjes, maar in één opzicht is hij een “nieuwe man”: hij is het die haar, naar het einde van het boek toe, vraagt waarom ze de laatste tijd geen poëzie meer geschreven heeft, die zegt dat ze meer ruimte nodig hebben. Hij is het ook die begrijpt dat ze haar eigen leven moet hebben. Hij wil niet dat ze ondergeschikt is aan hem, dat ze gewoon voor hem zorgt, zodat hij zijn ding kan doen.

Zij staat op het punt dat te doen, omdat ze verliefd is geworden en daardoor een volledige toewijding voelt. In dat opzicht wil ze een zekere ondergeschiktheid. Dat is gedeeltelijk eigen aan het verliefd zijn, aan liefde: je wilt jezelf geven aan de ander, je wilt het beste van jezelf geven. 

En dat is gevaarlijk. In een goede relatie wil je allebei dat de ander onafhankelijk is. In echte liefde wil je dat de andere persoon is wie hij is, niet wat je zou willen dat hij is. En Will doet dat goed, denk ik.’

Symfonie

Voor dit boek koos je de vorm van een hoofdkussenboek. Toch zie ik één belangrijk verschil met de Japanse hoofdkussenboeken: Dit is alles is heel verhalend.

‘Dat klopt. Ik heb lang gezocht naar een vorm voor dit boek. Tot ik The Pillow Book van Peter Greenaway zag en zo het hoofdkussenboek ontdekte.

Een fantastische vorm, die me veel vrijheid en mogelijkheden gaf: geen verhaal, gewoon fragmenten, stukjes van Cordelia’s leven, niet noodzakelijk in chronologische volgorde, dat kon de lezer wel uitvissen. Mijn goede vriend Alan Tucker, die veel weet over zowel Japanse als westerse literatuur, zei: “Doe dat niet, in onze cultuur moet een roman een verhaal vertellen.”

Toch wou ik het zo doen, maar toen ik begon te schrijven, voelde ik intuïtief aan dat het boek een verhaal móést hebben, de lezer moest begrijpen wat Cordelia had meegemaakt. En meteen leek het me interessant om met die tweespalt tussen verhaal en vorm te spelen.
In Boek 1 lopen verhaal en hoofdkussenboek door elkaar, in Boek 2 zijn ze van elkaar gescheiden. In Boek 3 is er helemaal geen hoofdkussenboek. Boek 4 lijkt door de alfabetische opbouw het meest op een hoofdkussenboek, al zit er wel een verhaal in, dat van Arry en Cal. Boek 5 is een novelle op zich, er is geen hoofdkussenboek. Boek 6, ten slotte, is Wills boek.

Eigenlijk wordt de vorm steeds narratiever, hij wordt steeds meer uitgepuurd tot het louter verhalende. Dat hangt ook samen met de psychologie van Cordelia, die hoogzwanger is: in de laatste fase van een zwangerschap keert de geest zich naar binnen. Bovendien gaan die laatste stukken over crisismomenten in haar leven, waarover ze nog geen gedichten kon schrijven.

— Het hoofdkussenboek is een fantastische vorm, die me veel vrijheid en mogelijkheden gaf: geen verhaal, gewoon fragmenten, stukjes van Cordelia’s leven, niet noodzakelijk in chronologische volgorde, dat kon de lezer wel uitvissen.

Het boek is trouwens niet alleen opgebouwd als een hoofdkussenboek, het heeft ook de structuur van een symfonie, elk boek is een beweging, al wordt dat niet opgemerkt door de critici.

Sommige schrijvers denken in beelden, ik denk op een muzikale manier, omdat taal voor mij muziek is. Zinnen zijn muzikale frasen, onderdelen van een compositie. Daarom zijn sommige boeken als een kwartet of een sonate of nog een ander muziekvorm. Niet dat ze heel strikt die vorm hebben, maar het is in die termen dat ik over ze denk.

En Dit is alles is een grote symfonie, de Eerste van Mahler. Daarin bracht Mahler van alles binnen, faux tunes, Joodse muziek, wagneriaanse elementen: hij bracht, vormelijk, verschillende soorten muziek samen, die op het eerste gezicht niet bij elkaar lijken te passen, tot je de thematische structuur ziet. De verbanden zijn moeilijk te zien, maar ze zijn er wel, op een modernistische, niet op een romantische of klassieke, mozartiaanse manier.’

Als ik je zo bezig hoor, en als ik merk hoe knap een boek als Dit is alles in elkaar steekt, en hoe de zes boeken van de Dance Sequence op elkaar ingrijpen, dan lijkt het alsof je alles vooraf heel goed uitdenkt en plant.

‘Ik doe ontzettend veel voorbereidend werk, maar wanneer ik echt begin te schrijven, lijkt dat bijna vergeten. Dan begint het boek zichzelf vorm te geven. Wat erin komt en wat niet, en hoe dat vorm krijgt, is helemaal afhankelijk van de beweging van het verhaal terwijl het geschreven wordt.

Het is paradoxaal: enerzijds weet ik wat ik wil gaan doen, anderzijds laat ik vervolgens mijn intuïtie zijn werk doen. Ik laat het verhaal bepalen hoe het er zal uitzien. Ik zorg voor veel meer materiaal dan er nodig is in het boek, maar dat allemaal te maken heeft met dat soort verhaal.

— . Voor mij is Je moet dansen op mijn graf de belichaming van het tienerboek in zijn meest uitgepuurde vorm

Dan komt het erop aan datgene in het verhaal toe te laten, dat een betekenis heeft. En dat kun je alleen maar al schrijvende. Zo is er bijvoorbeeld een 46 bladzijden tellend toneelstuk dat Cordelia geschreven heeft, waarvan ik dacht dat het in het boek zou komen. Maar het paste niet, het verstoorde het evenwicht.

Dat zou ik veertig jaar geleden niet gekund hebben, Verleden week heeft me dat geleerd. En daardoor kon ik Je moet dansen op mijn graf schrijven, het boek dat ik al jaren wilde, maar niet kon schrijven. Als ik nu terugkijk op Je moet dansen op mijn graf, zie ik daar in een heel uitgepuurde vorm wat nu met veel meer complexiteit in Dit is alles verschijnt. Voor mij is Je moet dansen op mijn graf de belichaming van het tienerboek in zijn meest uitgepuurde vorm, terwijl Dit is alles, nu ja, alles is.’

In dit boek zitten ontzettend veel referenties aan de vorige boeken. Er duikt zelfs een personage opnieuw op.

‘Julie. Het is de enige keer in al de boeken dat dat gebeurt. Ook dat was niet gepland. Ik had al een aantal scènes met haar geschreven, en ze had nog geen voornaam, ze was gewoon ‘Miss Martin’. En plots, toen ze over spiritualiteit begon, dacht ik: maar ik weet wie dit is, dit is Julie uit Nu weet ik het, twintig jaar later.

Een grote verrassing, en ook een grote opluchting omdat het een moeilijk probleem oploste: het spirituele moest een plek krijgen in dit boek, want het zat ook al in de voorgaande boeken, maar het is heel moeilijk om over spiritualiteit te schrijven, omdat je het niet kunt dramatiseren.

Het is geen aantrekkelijk onderwerp, zelfs niet bij auteurs voor volwassenen en al helemaal niet in jeugdboeken. Alsof het geen deel uitmaakt van het leven. Dat heeft er ook mee te maken dat de meeste schrijvers tegenwoordig areligieus zijn, of zelfs antireligieus. En de traditionele taal over spiritualiteit is zo clichématig. Dus schrijft niemand erover.

Dat is een grote vergissing. Jongeren denken daarover na, net zoals ze zich andere vragen stellen. Dat stuk weglaten uit hun literatuur, is net zo erg als een adolescentenroman schrijven waarin geen seks voorkomt. Seks weglaten uit een portret van een adolescent, is belachelijk. Wel, ik denk dat het net zo belachelijk is om de vraag over een spiritueel leven weg te laten.

Het personage van Miss Martin gaf me de mogelijkheid om het onderwerp binnen te brengen. En toen ik begreep dat ze in feite Julie was, betekende dat meteen ook dat ik al het christelijke spul niet opnieuw moest doen in dit boek, dat had ik al gedaan in Nu weet ik het. Ik kon haar terugbrengen, twintig jaar later. In die tijd had ze een evolutie doorgemaakt, en net als ik probeerde ze nu een seculiere spiritualiteit uit te werken, zonder instituut en rituelen.’

— Wie nu op een gewone school ernstig probeert te studeren, wordt een streber genoemd. Dat is afschuwelijk: het berokkent schade aan de cultuur. De adolescent die ernstig wil zijn, die bewust met het leven wil omgaan, die intellectueel actief wil zijn, die wil studeren of bezig zijn met iets “onmodieus”: die moet nu onze steun krijgen. Die heeft hij hard nodig. En de beste steun die je kunt krijgen is jezelf terug te vinden in een andere wereld, een ander leven.

Cordelia heeft veel trekjes van je andere hoofdpersonages. Eigenlijk lijken ze allemaal op elkaar.

‘Eigenlijk zouden de zes boeken over één personage kunnen gaan, maar dat had wel tweeslachtig of transseksueel moeten zijn, wilde ik alles erin krijgen (lacht). Ik pretendeer niet een universeel beeld te scheppen, ik werk in een behoorlijk smalle marge. Grote schrijvers zijn daar heel anders in. Shakespeares cast is heel ruim, hij portretteert een breed gamma aan karakters. Maar hij was dan ook een genie (lacht).

Er speelt nog iets anders. Toen ik begon, als leraar en als schrijver, raakte ik erom bekend dat ik het opnam voor kinderen uit een milieu zonder enige literaire achtergrond: de arbeidersklasse. Dat soort kinderen kwam ook niet voor in boeken – tenzij een keertje als komisch personage. Er bestonden geen boeken over hen, die moesten nog geschreven worden. Tien jaar lang heb ik dat soort literatuur proberen te leveren, iets waar ik overigens niet goed in was.

Tegenwoordig is dat helemaal het probleem niet meer. In dat soort boeken wordt nu eindeloos voorzien. De wereldcultuur is beangstigend populistisch geworden, een evolutie die wordt belichaamd door de Beckhams. Beckham is eigenlijk een bescheiden voetballer, technisch is hij niet eens zo geweldig. Maar als het erop aan komt zichzelf te verkopen, zijn de Beckhams geniaal. Het zijn echte rolmodellen geworden.

Maar ze staan voor een Filistijnse manier van leven, heel acultureel en banaal. Ze ambiëren geen intellectuele ernst, integendeel. Wie nu op een gewone school ernstig probeert te studeren, wordt een streber genoemd. Dat is afschuwelijk: het berokkent schade aan de cultuur. De adolescent die ernstig wil zijn, die bewust met het leven wil omgaan, die intellectueel actief wil zijn, die wil studeren of bezig zijn met iets “onmodieus”: die moet nu onze steun krijgen. Die heeft hij hard nodig. En de beste steun die je kunt krijgen is jezelf terug te vinden in een andere wereld, een ander leven.

Ik schrijf niet voor ‘het gemiddelde kind’. Die andere groep jongeren heeft veel meer voor me betekend. Het zijn passionele lezers, met veel toewijding en een deskundige kritische ingesteldheid. J.K. Rowling krijgt wellicht elke dag tonnen brieven met de vraag om een handtekening, ik krijg veel minder, maar andere, meer intense reacties. Lezers die vertellen wat een boek met hen gedaan heeft, die heel intelligente vragen stellen.’

Menselijk verschil

‘Toch is het een kritiek die ik wel eens krijg: mijn personages zouden onrealistisch zijn. Dan denk ik aan Anne Frank. Zij is voor mij een referentiepunt voor de vraag wat een vijftienjarige kan denken. Natuurlijk kun je zeggen dat ze een uitzondering is. Maar het zijn net de uitzonderingen die ons tonen wat mogelijk is. Alle grote schrijvers zijn uitzonderingen. Zij schrijven wat wij niet kunnen schrijven. Dat is net wat Anne Frank deed: ze schreef wat de meeste tieners niet konden schrijven. Maar dat zij het deed, bewijst dat het mogelijk is. Bij het schrijven van een inwendige monoloog van een tiener-personage, vraag ik me wel eens af: zou Anne hiertoe in staat zijn geweest? Als het antwoord ja is, zit ik goed.

— In onze cultuur wordt alles wordt gereduceerd tot de grootste gemene deler. Terwijl literatuur net het tegenovergestelde doet: alle grote literatuur, vroeger en nu, biedt een beeld van het menselijke verschil.

Ik reageer normaal nooit op recensies, maar er was een Australisch recensent, een academicus dan nog, een kinderboekenspecialist, die over Niets is wat het lijkt schreef: “Hier hebben we weer een Aidan Chambers-personage, dat zestien zou moeten zijn, maar eigenlijk zesendertig is, zoals al zijn personages. Geen enkele tiener spreekt of handelt zo.”

Mijn antwoord werd gepubliceerd: “Ik ontmoet behoorlijk wat jongeren die zo in elkaar steken, die zo praten. Maar laten we veronderstellen dat die er niet zouden zijn, dat je gelijk hebt. Zouden we daar dan gelukkig mee zijn? Nee toch, dan zouden we ze moeten uitvinden, om te tonen dat je zo ook kunt zijn. Want dat is nog iets wat literatuur doet.”

In onze cultuur wordt alles wordt gereduceerd tot de grootste gemene deler. Terwijl literatuur net het tegenovergestelde doet: alle grote literatuur, vroeger en nu, biedt een beeld van het menselijke verschil.

En dus komt het er nu op aan er die jeugdboeken uit te pikken, als ze al bestaan, die op een respectvolle manier die aspecten behandelen die niet aan bod komen in de grote massa.’

Je zegt: als ze al bestaan…

 

— ‘Ik krijg weleens de kritiek dat mijn personages onrealistisch zouden zijn. Dan denk ik aan Anne Frank.
Bij het schrijven van een inwendige monoloog van een tiener-personage, vraag ik me wel eens af: zou Anne hiertoe in staat zijn geweest?
Als het antwoord ja is, zit ik goed.

‘Om bij het British National Youth Orchestra te raken, moet je deelnemen aan audities. Elk jaar doen daar honderden en honderden kinderen aan mee. Wie zijn al deze kinderen die goed genoeg willen zijn om mee te doen met zo’n orkest? Om dat niveau te bereiken moeten ze uren oefenen. Aan de Young Musician of the Year Contest van de BBC doen duizenden kinderen mee. Waar zijn deze kinderen in de literatuur? Het is net alsof ze niet bestaan. Hoe moeten ze zich voelen als ze een boek lezen en er zichzelf nooit in terugvinden? Tegenwoordig vind je vooral chicklit met roze covers over oppervlakkige gevoelens.

Net voor ik hierheen kwam, kreeg ik een e-mail van een zesentwintigjarige Japanse jongen: “Ik heb Dance on my Grave gelezen toen ik 15 was, en nu pas besef ik hoe belangrijk dat boek voor mij geweest is.” Dat is hoe literatuur werkt. Om een echte lezer te worden, moet je jezelf vinden in een boek. Veel lezers kunnen je over zo’n herkenningservaring vertellen. Dat Japanse bericht was natuurlijk fijn voor mij, maar het is rampzalig dat je de adolescentieleeftijd kunt bereiken zonder dat je in de literatuur die ze je doen lezen of bestuderen jezelf hebt herkend. Dat is ontstellend.’

‘Alles wat geschreven is, is een gave’, schrijf je in This Is All. Wat wil jij je lezers meegeven?

‘Ik wil hun een object geven, iets persoonlijks en intiems – vergelijk het met een ring – dat in zich het beste draagt van wat ik kan zeggen, op de beste manier waarop ik het kan uitdrukken, over wat ik weet over de essentiële levensvragen. Die essentiële vragen betreffen voor mij het bewustzijn van jezelf, de taal als het medium dat we gebruiken om over onze diepste gedachten te communiceren en de centrale rol van liefde als datgene wat ons redt, dat wat het de moeite waard maakt. Die liefde neemt verschillende vormen aan, die ik in mijn boeken bestudeerd heb.

— Het is rampzalig dat je de adolescentieleeftijd kunt bereiken zonder dat je in de literatuur die ze je doen lezen of bestuderen, jezelf hebt herkend. Dat is ontstellend.’

Daarom wil ik dat mijn boeken zo rijk zijn als ik ze kan maken, zelfs als het de lezer afschrikt of nerveus maakt. Want als je iemand het beste van jezelf wilt geven, dan vraagt dat tijd – tenzij je weinig te geven hebt. Dat kan een heel leven duren. Ik ben Shakespeare beginnen lezen als tiener, en lees hem nog altijd. Ik kijk sinds die leeftijd ook naar de schilderijen van Rembrandt, en nog steeds zie ik er dingen in die ik eerder niet zag. Dat is toch prachtig?’

LEES OOK

‘Als je je God voorstelt als een tienerjongen, valt alles plots op zijn plaats’

Een interview met Meg Rosoff …

‘Als je wilt, kun je in jezelf alles vinden’

Een interview met Aidan Chambers …

‘Een boek moet je raken’

Een interview met Jacques Dohmen …
Abonneer
Laat het weten als er
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

[…] Naar aanleiding van het verschijnen van Dit is alles interviewde ik Aidan Chambers over zijn boeken voor jongeren. Je vindt het interview hier. […]

Een vader die alles kan

Hoe kunnen er zoveel gedachten in één hoofd passen?

Iedere olifant doet wel iets

Reading literature gives us images to think with.

meest recente berichten

In een gigagrote oceaan is het simpel verstoppertje spelen

De Boon 2024 gaat naar Erna Sassen en Martijn van der Linden

Jezelf vinden in de Schaduwwereld

Zoeken